Civis Mundi 13

Civis Mundi 13 Grenzenloze Tolerantie Jegens Intolerantie, Over De Weg Met Ons Cultuur In Civis Mundi Aug. 2012

Grenzeloos geworden tolerantie en ‘weg met ons mentaliteit’ als erfenis van de jaren 60

 enkele kritische kanttekeningen

Ida C. J. Lamers-Versteeg*

Dit artikel gaat over een sfeer van nihilisme en relativisme, zoals dat rond de jaren 60 mode is geworden in sommige academische kringen waarin men zich belemmerd voelde door verzuilde structuren. Een sfeer waarin oude waarden werden verworpen en men derhalve geen boodschap meer had aan traditionele morele waarden. Men raakte ervan overtuigd dat goed of kwaad slechts subjectieve, relatieve, culturele vooroordelen zijn. Onze oude morele waarden, zo meende men, zijn te bekrompen om aan de hand daarvan de waarden van andere mensen en hun culturen te kunnen beoordelen.

“Wie zijn wij om te oordelen? Wie zijn wij eigenlijk? Onze open mind is zonder dogma of vooroordeel. Dus weg met oude structuren, taboes, nationale identiteit, betuttelende mufheid…. weg met onze cultuur, weg met ons! Kijk ons eens  tolerant zijn!”, klonk het trots van politiek correct denkende zijde.

Ik zet mij in deze bijdrage af tegen een politieke elite die voldoende wijsheid in pacht meende te hebben om een nieuwe politieke denkrichting te introduceren, wat resulteerde in de door Fortuyn gesignaleerde verweesde samenleving (zie noot 3 en 4) en in de paarse puinhopen waar men tot op heden nog druk mee bezig is ze op te ruimen vooral in Rotterdam.

Heeft tolerantie grenzen?

Onbegrensde tolerantie moet leiden tot het verdwijnen van tolerantie. Indien we onbeperkte tolerantie zelfs uitstrekken tot hen die intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen woeste aanvallen van intoleranten, dan zullen de toleranten vernietigd worden, en.. de tolerantie met hen”. Cit. Karl Popper[1].

Hierboven een bekend citaat van kritisch rationalistisch wetenschapsfilosoof Karl Popper. Al te ruime tolerantie jegens een grote mate van intolerantie vernietigt tolerante mensen en ook de “Idee” tolerantie. Popper, zag het gevaar van een al te ver doorgevoerde “deugd” als tolerantie. Hij raadde zijn lezers dan ook aan, om in de naam van tolerantie het recht te claimen het intolerante niet te tolereren. Popper, fervent voorstanden van een z.g. “open samenleving”, had rond de 60-er jaren veel bewonderaars onder jonge academici. Men had in hem een bruikbaar bondgenoot gezien om zich af te zetten tegen het gesloten karakter van “verzuilde” structuren, conservatieve machten, zedelijke taboes en betuttelende vooroordelen. Popper, had echter ook uitgebreid beschreven hoezeer vooroordelen toch nodig zijn, alvorens deze te kunnen toetsen, bij te stellen,  zo nodig te kunnen verwerpen (zie noot 1b) en op te offeren voor nieuwe.

Uit het feit dat sommige vooroordelen schadelijk zijn, volgt niet dat we het geheel zonder vooroordelen kunnen stellen. Te ver doorgevoerde deugden worden ondeugden en manifestaties van geestelijke trots. Cit.: Theodore Dalrymple, uit: Leve het vooroordeel[2])

Gemeenschapszin [3] als perspectief.

Wijsgeren, van klassieke oudheid tot aan de moderne tijd, erkennen de begrensdheid van het menselijk oordeelsvermogen, de rede. De wijsheid heeft niemand in pacht en wie meent dat wel te hebben moet ofwel een der goden zijn of een volslagen onwetende. Zo waarschuwde Plato lang voor onze jaartelling reeds zijn leerlingen, in zijn befaamd geworden Symposion[4],  voor zelfvoldane geestelijke trots. Immers, wie geen wijsheid mist zal niet capabel zijn te streven naar eenheid, het goede dat de Polis verenigt en bezielt, gemeenschapszin.

Gemeenschapszin, oikeosis, societas, als “wenkend perspectief”, een universeel Idee dat een ieder “begiftigd met rede en geweten”, motiveert zich in de “geest van ‘broederschap te gedragen”.

Het is niet verwonderlijk dat rede, geweten en broederschap uiteindelijk een prominente plaats kregen in de tekst van de Universele Mensenrechten Verklaring[5].

In deze visie is de rede ons van nature gegeven en doet ons als “zielsverwanten” streven naar een mogelijkheid “elck het sijne” te doen bijdragen en ontvangen. Is wereldvrede slechts een zinloze utopie?

Tolerant jegens intoleranten.

Sceptici, godvrezende christenen en postmoderne relativisten beroepen zich ook graag op de beperktheid van het oordeelsvermogen. De rede is beperkt en misleidt ons vaak, is hun oordeel. Zij voeren specifieke argumenten aan om de rede in ons tot zwijgen te manen, of de ogen van die “hoer van de duivel”uitsteken, zoals Luther opmerkte.[6]

– Wij oordelen niet, zeggen sceptici zoals destijds Pyrrho. Een juist oordeel is onmogelijk. Zintuigen misleiden ons en dus kunnen we de rede niet vertrouwen, menen zij. Wie zielsrust verlangt, trekt zich terug uit de polis en is zo wijs zijn oordeel op te schorten.[7]  Een wijze blijft onbewogen en tolereert uit onverschilligheid zelfs intoleranten.

– Wij oordelen niet, opdat wij niet geoordeeld zullen worden, zeggen zij die het Nieuwe Testament letterlijk interpreteren. Een goed christen oordeelt niet en tolereert uit vrome gelatenheid zelfs intoleranten.[8]

-Wij oordelen niet, want goed en kwaad zijn slechts subjectieve vooroordelen, is het adagium van postmoderne relativisten. Rond de 60-er jaren voelden jonge academici zich belemmerd door conservatieve krachten en verzuilde structuren[9]. Zij voelden zich geroepen zich als naoorlogse generatie te bevrijden van kleinburgerlijke vooroordelen. Nationale identiteit strookte niet met de open society utopie, weg met cultuurgrenzen, weg met ons. De politieke macht lag onder handbereik van de nieuwe intelligentsia. Dus weg met moraliserende vingertjes, opzij met al die vooroordelen. Alles moet kunnen.

Tolerantie, zelfs jegens intoleranten, werd in die periode een ver doorgevoerde deugd.[10]  

Men was trots extreem tolerant te zijn. De “Weg met ons Cultuur” kreeg de wijsheid in pacht en werd gaandeweg extreem intolerant jegens een ieder die het daar niet mee eens kon zijn.[11]

Tolerantie is een deugd in mens en gemeenschap, mits men extreme zijden mijdt en in wetende onwetendheid een passende middenweg zoekt.[12] Onverschilligheid, vrome gelatenheid, en relativisme zijn schone deugden, maar helaas niet schoon genoeg om te streven naar eenheid, het goede, dat de Polis verenigt en bezielt. Tolerantie is een deugd die het midden zoekt, grenzen vermoedt en bereid is een tolerante samenleving te verdedigen tegen aanvallen van intoleranten. .

Weg met  ons..

De waardevrije droom van de postmoderne “Weg met ons cultuur”” heeft ons in politiek correcte nesten gewerkt. Immers wie oude waarden wilde verdedigen werd beticht te bevooroordeeld te zijn. Het vrije woord werd de mond gesnoerd en naar de onderbuik verbannen. Het postmoderne “zelotisme” van de jaren ’60 leidde in 1983 tot een, volgens insiders onnodig[13], grondwetsartikel, dat maar liefst allen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen ook gelijke behandeling garandeert. Discriminatie (onderscheid maken/achterstellen) wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke grond dan ook, wordt in ons land niet getolereerd.

Cynisch genoeg werd juist door dit nieuwe artikel[14] de deur opengezet voor alle levensovertuigingen en gezindheden, dus ook voor levensovertuigingen die zelf in hoge mate intolerant zijn jegens andere levensovertuigingen. Een ieder die dit euvel opmerkte en hierover het vrije woord wilde voeren, werd bevooroordeeld geacht en niet serieus genomen.

Juist dit artikel maakte het tot een bestuurlijk correcte plicht om bepaalde groepen als achtergesteld te beschouwen en dus te bevoorrechten door weer andere groepen achter te stellen. Deze vorm van achterstellen van de ene groep ter bevoordeling van de andere werd positieve discriminatie genoemd. Dit artikel belooft op papier recht op gelijke behandeling maar staat toe dat vrouwen op grond van bepaalde cultuuropvattingen achtergesteld worden behandeld en zelfs onderdrukt en mishandeld. De wet verplicht tot tolerantie jegens hen die intolerantie propageren in gezinnen en op scholen. Het genoemde artikel gebiedt ons totaal onverschillig of uitermate ruimdenkend te staan tegenover cultuuruitingen die resulteren in lichamelijke verminking en geestelijk geweld, bv. besnijdenisrituelen, eerwraak en het verkopen van dochters. Dit staat ongelijke behandeling toe o.a.: op de werkvloer, in het onderwijs, ambtelijke kleding, bij huwelijk en scheiding, slachtvoorschriften, etc. Artikel 1 zorgt dat er niet kan worden gezocht naar de grenzen van tolerantie.

Op grond van dit artikel is artikel 11[15] van diezelfde grondwet een farce geworden. Dit belooft immers grondwettelijk recht op onaantastbaarheid van het lichaam van een ieder. Vrouwen, zusters, dochters en vele andere slachtoffers van gewelddadige fanatici, die zich beroepen op hun culturele achtergronden, hebben aan den lijve moeten ondervinden dat dit een lege frase is, die in ons land – ten onrechte – onrecht tolereert.

Politieke correcte “sociale gezichten” riepen vol geestelijke trots: “Kijk ons eens correct handelend de boel bij elkaar houden!” Uit vrees intolerant te lijken liet men hele wijken verpauperen, krampachtig tolerant blijvend jegens een paar honderd intolerante geweldplegers.[16]

“Als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen woeste aanvallen van intoleranten, dan zullen de toleranten vernietigd worden, en.. de tolerantie met hen.”

 Ach… verweesd  Nederland, wie zal voor jou het recht durven claimen het intolerante niet tolereren?

Het is dan ook een bewijs van extreme onverschilligheid of gemis aan gezond verstand en geweten dat geen enkele jurist het op heeft durven nemen voor Pim Fortuyn, toen hij, dank zij het Volkskrant interview [17] in 2002, uit Leefbaar Nederland werd gezet. Hij had de durf te zeggen dat dit “rare” artikel eigenlijk niet in de grondwet past. Bovendien heeft de wijze waarop het bestuur van Leefbaar Nederland zich jegens hem heeft gedragen, alsmede de hetze die in de media daarna volgde, duidelijk aangetoond dat juist dit heilig verklaarde artikel het vrije woord  in Nederland de pas afsnijdt.

Snel groeiende economie, koppelbazen en vakbonden.

Aan het einde van de 60-er jaren was er door de groeiende economie veel vraag naar zeer goedkope laaggeschoolde arbeidskrachten. Deze mensen werden door z.g. koppelbazen (illegale uitzendbureaus) geronseld in Zeeland en Brabant. Later kwamen er tijdelijke arbeiders uit Duitsland, Engeland, Italië en Spanje. Maar er bleken nog veel goedkopere werkers te vinden in Turkije en Marokko, en zo zijn, door ontwijken/ontduiken van vakbondseisen, onze petrochemie, glastuinbouw en vele andere industrievormen zeer snel gegroeid.

De laaggeschoolde  jongens en meisjes uit eigen land waren op grond van vakbondseisen, in vergelijking met die goedkope losse krachten minder aantrekkelijk. Men bood hen het werk dat er toen was niet eens aan. Onder het mom van “volksverheffing” werden zij gemaand opleidingen te volgen en vakdiploma’s te behalen, of ze daar nu wel of niet geschikt voor waren. Men beloofde hen kansen om hoger op de maatschappelijke ladder te komen. Jongeren gingen aan de studie om niet kansloos of kansarm te blijven. Scholengemeenschappen groeiden en produceerden gediplomeerden met al of niet aangepaste cijferlijsten. Maar kansen op werk dat past bij de gekozen vakopleiding bleek moeilijker te vinden dan men had gehoopt. Scholing sloot niet aan bij de verlangens van het bedrijfsleven.

De aanvankelijke instroom van tijdelijke krachten die men toen nodig meende te hebben, is uit de hand gelopen mede door het “sociale gezicht” van Rode en Christelijke huize. Ditzelfde sociale gezicht stond toe dat gastarbeiders zich met hun gezinnen permanent konden vestigen, hetgeen de groeiende steden extra gelden en bestuurdersbanen opleverde. De bedoeling leek zo humaan. Er werd veel misbruik gemaakt van de bestaande wetgeving. Gezinnen die nimmer hadden bestaan werden z.g. “herenigd”. Bruiden werden ongezien geïmporteerd en soms prompt weer verstoten. Gedwongen huwelijken, nichten en neven huwelijken, etc. Op geboden van de Shari’a werd in juridisch Nederland overdreven tolerant gereageerd. Intussen ondernamen Nederlanders in Suriname en Antillen de overtocht.

Scholen werden overspoeld met kinderen die thuis geen Nederlands konden horen spreken. Er ontstonden z.g. probleemwijken die steeds meer subsidie, welzijnsconsulenten, jeugdwerkers, “blauw op straat”, uitkeringsinstanties etc.. vergden. Om vooral niet de verdenking te wekken enig vooroordeel te hebben jegens enig cultureel fenomeen, werd de politieke mantel der liefde ruim gedrapeerd rond de schouders van de nieuwe Nederlanders. Terwijl de niet- nieuwe Nederlanders werden beticht van bekrompen burgerlijke vooroordelen indien zij de euvele moed hadden om op misstanden te wijzen. Men vermoedde achter elke Hollandse windmolen racisten en fascisten die met de wet in de hand bestreden moest worden.[18]

Al met al kwam er een zware druk op de leefbaarheid in oude wijken van grote steden. Een  druk die in het soort wijken, waarin de meeste politici en bestuurders woonden, volstrekt  onbekend was (en is).

Over dit fenomeen verscheen in 1983 een brochure van de Socialistische Partij onder de titel ‘Gastarbeid en Kapitaal’, geciteerd op 5 mei te Rotterdam door Henk van Gerven[19], waarin men in openheid trachtte te luisteren naar de wens vanuit de oude wijken om de instroom in oude wijken te limiteren en beter te verspreiden over alle wijken. Dit rapport werd onmiddellijk als xenofoob, discriminerend en racistisch bestempeld door o.a. Groen Links. Ook het sociale gezicht van zowel PvdA als CDA stond op onweer en kapittelde de geplaagde autochtonen over hun onderbuikgevoelens. De SP trok zich haastig en geschrokken terug, uit vrees om uit het linkse kamp te worden gestoten.

Rond 1994 verhief Frits Bolkestein zijn deftig stemgeluid over dit punt. Hij kreeg enorme bijval vanuit de geplaagde oude wijken, men had even hoop serieus te worden genomen. Nadat Bolkestein met zijn uitlatingen de vereiste stemmenwinst had bewerkstelligd voor zijn partij, trok hij wijselijk zijn woorden terug. Zijn coalitiegenoten, die de liberale stemmenwinst goed konden gebruiken, meenden dat het z.g. “Bolkestein effect” een fascistisch bruin zweempje legde over het waardevrije Paars. Samen met zijn terughoudendheid ten aanzien van de Europese Eenheid, en daarin wegzinkende Nederlandse identiteit, slikte hij zijn woorden als volleerd pragmaticus in.

Rode veren op de vrije markt.

Het bedrijfsleven vroeg naar goedkope arbeidskrachten, liefst op flexibele basis. In die periode hoorden we de socialistische minister president Kok triomfantelijk concluderen dat het goed ging met de uitzendbureaus en dus ook goed met de economie. Kok had net zijn rode veren verkwanseld op de vrije markt. Het sociale gezicht van de politiek lag er verweesd bij.

Sedert die tijd is er weinig kritische tegendruk gegeven aan de zegeningen van een flexibiliserende arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven ontworstelde zich aan vakbonden en knellende CAO afspraken en deed zich te goed aan een gulle instroom van goedkope arbeidskrachten, die graag zonder CAO wilden werken. Paarse politici, in het kielzog van industriëlen, gingen op handels-(roof)tocht. In het verre Oosten lagen opkomende markten vol met nog goedkopere arbeidskrachten, talloze vestigingsmogelijkheden en goedkope grondstoffen. Lage welstanden in de omringende wereld zorgde voor een schaamteloze expansie van de binnenlandse graaicultuur. Voor het intussen in ons land opgeleide deel van de bevolking was het collectief bepaalde minimumloon niet echt aantrekkelijk. Het was echter helemaal niet aantrekkelijk voor werkgevers die konden putten uit nog veel goedkopere alternatieven. Voor hen die moeilijk werk konden vinden was er een tijdelijk recht op ondersteuning  met enige sollicitatieplicht. De algemeen gedragen onkosten vielen in het niet  tegen de snel stijgende macrocijfers.

Intussen, door progressief Paars effectief van haar politieke en morele overwicht ontdaan, trachtte het CDA zich over het verweesde erfgoed te ontfermen. Dat zette zich in voor het gezin, voor bijzonder onderwijs, voor deeltijdbanen, kinderopvang, verloren waarden en normen en vooral voor…. extra aandacht voor Joodse en Islamitische gemeenschappen. Bij de niet-christelijke gelovigen was er grote belangstelling voor bijzonder onderwijs, gesteund door artikel 23 Grondwet. In deze, voorheen problematische, hoek was steun te verwachten om de vijand te verslaan. Zeker nu Paars zich zo uitdagend atheïstisch en anti-confessioneel opstelde.

Reeds in 1995 werd in een Rotterdams CDA-rapport[20] gewag gemaakt van de in die periode reeds tientallen jaren voortdurend toenemende werkloosheid en toenemend beroep op uitkeringen. Eén van de redenen in die periode lag in het feit dat onderwijs en bedrijfsleven moeizaam op elkaar aansloten. De meeste jongelui hadden geen technische opleiding gekozen.

In Rotterdam kwam men, middels bovengenoemd rapport, tot erkenning van het feit dat generaties elkaar opvolgden in de bijstand. Grootvader, vader, zoon en kleinzoon wisten niet beter en deden ook in die tijd (de tijd waarin Fortuyn zich zorgen maakte over onze verweesde samenleving) al weinig moeite om nog werk te vinden. Paars was in die periode trots op haar extreem tolerante drugsgedoogbeleid. Iets waaraan de rest van Europa zich paars aan ergerde. Uit liberaal respect voor een ieders vrije keuze wilde men de verslaving zoekende niet belemmeren en uit sociale betrokkenheid werd de verslaafde van het nodige   voorzien. Hele gezinnen werden verwoest terwijl de drugshandel floreerde. Perron O-  en de Keileweg stonden in Rotterdam onder bescherming van humane geesten die inhumane situaties  tolereerden[21].

Paarse Puinhopen.

De paarse puinhopen zijn nog lang niet geslecht. In Rotterdam neemt de chaos  tot overmaat  van ramp weer toe in de oude wijken. Deze stad,  berucht vanwege haar hoge onveiligheidscijfers, wordt wederom overspoeld door een nieuwe instroom van goedkope arbeidskrachten die best heel hard willen werken voor een loon dat in vergelijking tot een uitkering vele malen minder is.

Deze keer komen grote bedrijven en instanties weg met de smoes dat zij deze mensen voor dit soort werk wel moeten inschakelen, omdat de Nederlandse jongeren hiervoor te hoog zijn opgeleid

Ook nu weer malafide huisjesmelkers en dito uitzendbureaus die zich verrijken met het uitbuiten van vaak hun eigen landgenoten. Veelal mensen uit Oost Europa maar ook lieden uit Thailand en Filippijnen etc. worden door reeds bovengenoemde koppelbedrijfjes te werk gesteld voor een laag loon. Controle is schaars. Wettelijk kunnen deze bedrijfjes zeer moeilijk worden aangepakt. Prostitutie tiert welig. Bordelen, met en zonder vergunning van deelgemeenten, bevinden zich kris kras door de wijken. Bijna 200 verschillende culturen in een stad vol problemen en een boevencultuur er gratis bij.

Onze thans neerwaarts denderende economie draait nog steeds, zoals in de vette jaren, op manipulatie en ontduiking van reeds bestaande regelgeving en bovendien op een wijdvertakt Europees subsidiestelsel dat nodig op de schop moet.

Wie de kans heeft om de oude wijken, die intussen onleefbaar geworden zijn, te ontvluchten vlucht naar nieuwbouwwijken in- en rond Rotterdam. Hoewel ook in die wijken zich de hele geschiedenis aan het herhalen is. Zo zijn in Rotterdam thans de wijken met de meeste problemen Charlois, Feijenoord en IJsselmonde onder auspiciën gesteld van een speciale ambtenaar die met verregaande bevoegdheid zich mag wijden aan de  puinhopen van Paars[22] .

Afrikaanderwijk en de onderzoek van  Jutta Chorus..

Een prima inkijk in deze nog steeds niet opgeruimde puinhopen is te vinden in het boek Afri, van onderzoekjournaliste Jutta Chorus. Dit onderzoek maakte zij tijdens haar maandenlange verblijf  in  de Afrikaanderwijk te Rotterdam in 2009 [23].

Zij beschrijft hoe in deze wijk thans nog slechts 15% over is van de oorspronkelijke bewoners. Zij zijn zwaar in de minderheid tegenover de andere 85 % die hun cultuurwortels en loyaliteiten elders hebben. In deze wijk is thans 50% van de bevolking werkloos, waarvan 25% een uitkering geniet. Dit omdat in deze wijk heel veel jongeren wonen die pas over een paar jaar (opleiding, sollicitatieplicht, begeleiding naar werk en het mislukken daarvan) in aanmerking zullen gaan komen voor een uitkering. Over een paar jaar zal het percentage hoger liggen dus. Mevrouw  Chorus beschrijft, naast hier en daar wat positieve ontwikkelingen, dat er veel menselijke ellende achter de voordeuren te vinden is. Niet in het minst door grote onvrijheid van vrouwen en meisjes en tot geweld geneigde mannelijke jongeren.

Ze haalt het voorbeeld aan van een jonge kraamverzorgster in opleiding die in een stage situatie in het ziekenhuis mannelijke patiënten moest wassen. Omdat dit niet tolerabel is in de opvattingen van haar ‘culturele achtergrond’, mocht ze haar stage niet voortzetten en werd ze door haar mannelijke familieleden verplicht haar toekomst binnenshuis te zoeken. Dus zit dit meisje ondanks haar scholing en opleiding,  onproductief thuis af te wachten tot de tijd rijp is voor de uitkering, zoals vele van haar zusters in die wijk.

Ze beschrijft hoe in die wijken er gelukkig ook jongens en meisjes opgroeien die zich in hoge mate vrij maken van hun tradities en culturele bagage en hun weg weten te vinden richting maatschappelijk succes. Niettemin vormen deze gevallen een kleine minderheid

Botsende beschavingen in Nederland?

In 2005 werd door VU student godsdienstwetenschappen Joram van Klaveren, onderzoek gedaan naar de wijze waarop intussen in ons land hoger opgeleide Nederlandse moslims zich verhouden tot Nederland.[24]  Hij onderzocht de sfeer waarin islamitische studenten in het Nederlands hoger onderwijs zich een idee vormen over de toekomst van de islam in Nederland. In zijn motto haalt hij een citaat van Cicero aan: “Zij veroordelen wat zij niet begrijpen”. Ongebreidelde vooroordelen kunnen schadelijk zijn, doch zonder eerste stap kan men niet op onderzoek uit gaan (i.lamers-v). Na de aanslagen op 11 september 2001 zag het er naar uit dat islamitisch terrorisme zich ook in Nederland zou kunnen uitbreiden. “Na jarenlang politiek correcte politici verscheen er iemand die de stem van het “volk” vertolkte”, zo schrijft hij[25]. Sedert die tijd is er moeizaam een debat op gang gekomen.

In zijn conclusie schrijft hij dat het “moslim zijn” voor bijna de hele groep ondervraagde studenten het centrale punt van identificatie vormt. Opvallend vond hij dat uitspraken van bepaalde imams niet als oorzaken worden gezien voor de gespannen relatie tussen niet-moslims en zijzelf. Wel noemden de studenten de namen van bepaalde politici die zij wel als de boosdoeners daarvoor zien. Opzienbarend vond hij dat meer dan de helft van hen vond dat een theocratie te prefereren is boven een seculiere Staat. De meeste oudere studenten erkenden dat moslims die veel weten over de ware islam zich absoluut niet willen conformeren aan de westerse cultuur. Een klein deel daarvan denkt van wel. Aanbidden van de Ene god en het volgen van de profeet is volgens de meerderheid de kern van de islam. Ze ergeren zich aan de blik waarmee niet-moslims hen na de aanslagen van 11 september bekijken.

De meesten denken dat democratie en islam kunnen samengaan, maar een grote minderheid denkt juist van niet. Dat er van een botsing tussen beschavingen sprake is erkennen zij volmondig. De oorzaak ligt in kwetsende opmerkingen over de islam, het gebrek aan eerbied voor God en godsdienst. De plek en de status van de vrouw is anders in de islamwereld dan in het westen, waar de vrouw als een lustobject wordt gezien, volgens hen.

Het meest genoemde positief gewaardeerde aspect van de westerse cultuur, is de vrijheid van meningsuiting, gevolgd door respect voor dieren en vooral de verzorgingsstaat.

Indien de niet-moslims willen dat de huidige gespannen sfeer verdwijnt, dat zal eerst de kwetsende kritiek op de islam moeten worden gestopt, is hun oplossing voor de problemen. Van Klaveren vraagt zich af wat deze groep precies onder vrijheid van meningsuiting verstaat.

Veruit de meerderheid denkt dat de invloed van de islam in Nederland, als gevolg van demografische ontwikkelingen in de toekomst zal toenemen. Als er een democratische moslimpartij zou komen overwegen de meesten daaraan hun voorkeur te geven.

Van Klaveren merkt op dat waarden van de ‘moderniteit’ zoals individualiteit, gelijkheid man en vrouw, zoeken naar consensus door overleg, eigen verantwoordelijk etc. niet of nauwelijks aanwezig zijn in de islamitische opvoeding, terwijl men in Nederland daarmee elke dag wordt geconfronteerd.

Dit heeft, volgens hem, zijn weerslag op prestaties in het onderwijs.

Hij merkt op dat er in de toekomst weinig loyaliteit naar het gastland te verwachten is van de  in Nederland hoog opgeleide islamitische studenten. Verwestering van de islam is in hun ogen niet mogelijk zonder Islamisering van het westen.

Moreel verval van westen en nieuwe eenheid.

In bovengenoemd onderzoek komt naar voren hoezeer Nederland, maar ook Europa in een identiteitscrisis zijn verzeild waarvan moslims niet de schuld dragen, meent van Klaveren. Het moreel verval in het westen is, zijns inziens, deels een gevolg van het verdwijnen van een bindend moreel fundament. In de visie van Van Klaveren was deze bindende factor het christendom.

In mijn visie is de rede en het geweten het enige dat mensen hadden en in de toekomst nog nodig zullen hebben, om te streven naar eenheid, het ‘Goede’ dat de (kosmo)polis verenigend  bezielen kan, m.a.w. gemeenschapszin (i.lamers-v).

Van Klaveren signaleert hoe de oprukkende secularisatie eeuwenoude verbanden deed verdwijnen. Dit wordt,  in zijn visie, duidelijk zichtbaar juist door de komst van een nieuwe, relatief hechte, groep gelovigen.

Volgens Van Klaveren zal de Nederlandse overheid alles op alles moeten zetten om sociale cohesie te vergroten en een nieuwe eenheid te smeden.

Dit kan volgens hem het beste door o.a.

•·         stoppen met positieve discriminatie

•·         en een ieder te beoordelen op zijn/haar talenten.

•·         het scheppen van duidelijkheid in wetten en regels

•·          mensen niet meer zien als een onderdeel van een specifieke etnische of religieuze groep, maar als individu van het nieuwe Nederlandse volk.

•·         kwetsende opmerkingen vermijden

De rede, het sentiment en wreedheid.

De malaise van de moderniteit[26], zoals destijds geschetst door de Canadese filosoof Charles Taylor, is niet gering. In de westerse ‘beschaving’ werd de rede gemarginaliseerd tot een (ge)weten vergetend,  calculerend  en manipulerend beheersingsinstrument.  Men verloor niet alleen de traditionele christelijke religie als bindende factor maar ook het aloude  ‘weten’ een deel te zijn van wat weten overstijgt, een  ‘verhouding’ of ratio met morele, spirituele en zelfs ecologische implicaties. Gezamenlijk gedeelde morele waarden werden als schadelijke vooroordelen (heilige huisjes) terzijde geschoven, vanuit relativistische zijde werd het zinloos geacht om   gedeelde waarde te zoeken.    Men verloor het vertrouwen in de rede,  de logos zo men wil, waarmee men (min of meer) zou zijn begiftigd, en raakte hopeloos verward in spitsvondige sofismen, heilig verklaarde tekstfragmenten en papieren wetten.

Dalrymple zoals boven geciteerd, veegt graag (net als Socrates destijds) vol ironie de vloer aan met manifestaties van geestelijke trots. Vol zelfspot en ironie wijst hij op zijn pseudoniem dat verwijst naar zijn ’very old fashioned’ beklag over het sociale klimaat van zijn land.[27] Ja, hij is conservatief en verdedigt waarden die men in de jaren 60 had afgezworen en heeft wel degelijk een aantal nuttige vooroordelen. Hij laat zijn in veler ogen ouderwets en conservatief lijkend beklag niet verwijzen naar de onderbuik. Hij spreekt uit ervaring over het moreel verval dat hij aantrof in zijn Engeland en in Europa waartoe Nederland ook behoort. Zijn werk wordt veel gelezen en ook veel verguisd door lieden die liever de ogen gesloten houden voor de maatschappelijke puinhopen die door postmoderne relativisten en “valse sentimenten” (sociale gezichten)[28] worden achtergelaten.

“Sentimentaliteit” heeft op het ene terrein na het andere getriomfeerd. Die sentimentaliteit heeft de levens van miljoenen kinderen geruïneerd, door een dialectiek te creëren van verwennerij en verwaarlozing. Zij heeft de onderwijsmaatstaven vernietigd en een onzegbare grote emotionele instabiliteit veroorzaakt door de theorie over relaties tussen mensen die ze heeft omarmd. Sentimentaliteit is voorafgegaan en medeplichtig geworden aan wreedheid, overal waar het beleid dat erop gestoeld is  werd geïmplementeerd. De cultus van het gevoel verwoest het denkvermogen, of zelfs het besef dat denken nodig is.”, aldus Dalrymple.[29]

Volgens hem is wellicht zelfs de kredietcrisis, waarin nu zoveel landen zijn ondergedompeld, veroorzaakt door een vals sentiment uit 1977 dat van banken eiste om geld uit te lenen op basis van armoede en etniciteit en niet op basis van kredietwaardigheid.[30] 

In een rijk land als Engeland, aldus Dalrymple, is het gevoerde beleid de oorzaak van te ver doorgevoerde tolerantie en veel te softe aanpak, te veel verwennen, pamperen en pleasen, om veelal electorale redenen. Hoe kan een rijk land, dat zoveel geld aan onderwijs besteedt toch zoveel domme mensen hebben? Zoveel werkongeschikten, zoveel die ondersteuning en medicatie nodig hebben?

Er gaat een vermogen aan geld en aandacht naar mensen die geen boodschap hebben aan wat er in de “Polis” nodig is. Mensen die geen “gemeenschapzin”missen omdat zij geen Idee hebben wat dat zou kunnen zijn.

De Britse overheid stimuleert en subsidieert onverantwoordelijk gedrag van de eigen bevolking. Door geen duidelijke grenzen aan te wijzen, door wetten niet te handhaven, door consumentisme te stimuleren, door extreem tolerant te zijn jegens geweldplegers en overlastgevenden, door verslaafden niet tot afkicken te bewegen. Door geen dwang te durven uitoefenen waar nodig. Kortom door vele generaties onnodig te verspillen.[31]

Volgens Dalrymple huldigen in Engeland onderwijsdeskundigen een onwrikbaar geloof in  leren zonder dwang. Men gaat ervan uit dat de kinderziel beter door spel tot ontdekking komt van hetgeen het nodig heeft in het leven. Wat van waarde voor hen is, dienen zijzelf te ontdekken. Dalrymple ziet dat op scholen men geen basiswaarden aanreikt. Oude beproefde waarden zouden hun creativiteit in de weg kunnen staan. Het resultaat van al die vrije doch vrij lege geesten ziet hij in de gevangenissen, in de gebroken gezinnen. Hij ziet het in het fysieke en geestelijk geweld dat mensen, ongeacht hun culturele achtergronden, elkaar kunnen aandoen, indien zij de rede en het geweten niet hebben kunnen ontwikkelen…en niet hebben geleerd dat tolerantie niet grenzeloos kan zijn.

Dalrymple als psychiater maant, net als van Klaveren, zowel de Britse maar ook de Europese overheid vriendelijk doch dringend tot een eeuwenoud “Ken Uzelve”. Wat zijn de oorzaken van het moreel verval dat  heeft kunnen leiden tot een “trots op tolerantie… weg met onze cultuur”?

Hij wijst op onderwijspraktijken die voortkomen uit de tijd van de romantiek. De tijd waarin de rede gezien werd als gewetenloze onderdrukker van een ongebreideld creatief gevoelsleven. De tijd waarin het bekende boek van Rousseau ‘Emile’ waarvan in dit Rousseau-jaar een nieuwe Nederlandse vertaling verschijnt, het denken over onderwijs ging beïnvloeden en waarin passende dwang en grenzen stellen als intolerante inbreuk op de blanke kinderziel werd afgewezen.

Dalrymple heeft geen vertrouwen in postmoderne versies van waardevrije opvoedkunde. Hij heeft ook geen rotsvast vertrouwen in heilige teksten. Ook kan niemand van hem zeggen dat hij een sceptisch solipsist is die zich zelfvoldaan terugtrekt uit de Polis. Hij is, zoals vele met ‘rede begiftigde’  medebroeders en zusters, bezorgd over het gebrek aan gemeenschapszin in een door en door verwende maar desondanks verweesde hulpeloze samenleving.

Popper, groot pleitbezorger van open samenlevingen die zich niet afsluiten voor vreemde en nieuwe invloeden, ontwaarde de noodzaak van begrensde openheid. Hij had hevige kritiek gehad op Plato die in zijn tijd de gemeenschapszin, de ziel, uit Athene zag verdwijnen. Plato, als verre nazaat van de legendarische Atheense wetgever Soloon, zag de natuurorde als bron van passende verhoudingen die zich manifesteren in harmonische vormen en klanken. Uit diezelfde bron zou in principe ook onze rede en geweten voortkomen, ons zoeken naar passende verhoudingen,  ons streven naar een harmonische gemeenschap waarin een ieder a.h.w. als “zielsverwanten” “elck het sijne” kan bijdragen en ontvangen.

Een rede die donders goed weet de wijsheid niet in pacht te hebben,  maar wel een Idee heeft van de waarde van gemeenschapszin.

Het zal wel een vooroordeel zijn als ik beweer dat we van Plato nog wat kunnen leren!

*Ida C.J. Versteeg (geh. Lamers) en moeder van 2 zoons, begon 1984 met  veel interesse aan de studie wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Studeerde in 1989 af bij Prof. M.J Petry (geschiedenis van het denken) met als niet-wijsgerig bijvak milieukunde. Ze was o.a.bestuurslid van Pierre Bayle, de toenmalige wijsg.studentenverenigng van de EUR. Organiseerde lezingen (o.a. Prof. Fresco) etc.,intussen werkend ze aan een korte samenvatting van haar doctoraalscriptie, gepubliceerd in de Uil van Minerva te Gent,[32] en is lid van het Spinozahuis en het Cusanus Gesellschaft. Ze werd, op verzoek, actief in de scholingscommissie van CDA Rotterdam, schreef artikelen in Commotie en  aan div. programma’s, organiseerde ook daar lezingen (o.a. proffesoren Zijderveld en De Valk). Ze nam deel aan diverse stadsdebatten rond 1995, o.a. mens en milieu  in en rond Rotterdam. Naderhand werd ze gevraagd  in het bestuur van de Stadspartij die in 2000 de naam Leefbaar ging voeren maar aan het eind van dat jaar  afstand daarvan deed. Samen met o.a. Hans Ramaer schreef ze aan een partijprogramma waarin de leefbaarheid van Rotterdam werd benadrukt.   Naderhand nam ze in deel aan de klankbordgroep Feijenoord van Leefbaar Rotterdam en volgde met belangstelling de z.g. immigratiedebatten in 2005. Was intussen druk doende met het geven van filosofie cursussen voor belangstellenden, in  o.a. Vreewijk, Lombardijen, IJsselmonde, Prinsenland, Westvoorne VU. Ze  is  nog steeds druk doende met de Filosofische Kring Hoeksche Waard te Oud Beijerland.

Publicaties in:  De Uil van Minerva,  De Vrije Gedachte, De Vrijdenker, De As, deSpinoza.nl., Jan Börger bibliotheek, etc. etc…

[1] Karl Popper, The open society and its enemies. 1945/ (Deel I/hfdst. 7/noot 4): “Unlimited tolerance must lead to the disappearance of tolerance. If we extend unlimited tolerance even to those who are intolerant, if we are not prepared to defend a tolerant society against the onslaught of the intolerant, then the tolerant will be destroyed, and tolerance with them.-In this formulation, I do not imply, for instance, that we should always suppress the utterance of intolerant philosophies; as long as we can counter them by rational argument and keep them in check by public opinion, suppression would certainly be unwise. But we should claim the right to suppress them if necessary even by force; for it may easily turn out that they are not prepared to meet us on the level of rational argument, but begin by denouncing all argument; they may forbid their followers to listen to rational argument, because it is deceptive, and teach them to answer arguments by the use of their fists or pistols. We should therefore claim, in the name of tolerance, the right not to tolerate the intolerant. We should claim that any movement preaching intolerance places itself outside the law, and we should consider incitement to intolerance and persecution as criminal, in the same way as we should consider incitement to murder, or to kidnapping, or to the revival of the slave trade, as criminal.”

1b Karl Popper, Conjectures and refutations.The growth of knowledge. 1962 pag. 101/Basic Books New York London. “Within this rationalist tradition science is valued, admittedly, for its practical achievements; but it is even more highly valued for its informative content, and for its ability to free our minds from old beliefs, old prejudices, and old certainties, and to offer us in their stead new conjectures and daring hypotheses.”

[2] Theodore Dalrymple, In Praise of Prejudice, the necessity of Preconceived Ideas. 2008 Vert. Leve het vooroordeel.   Uitg. Amsterdam 2008. ISBN9789046804131. “It does not follow that because some prejudices are harmful, we can do without prejudices altogether.” (125) 

[3] Pim Fortuyn. De  Verweesde Samenleving 1995 2e druk pag. 198 “De motivatie tot het schrijven van dit hoofdstuk ligt in mijn grote zorg voor de teloorgang van de Nederlandse cultuur en daarmee op  den duur van de gehele Nederlandse samenleving. Een samenleving die haar cultuur niet bij voortduring bewust beleeft en koestert en die niet continu bezig is met de formulering, handhaving en bijstelling van haar gemeenschappelijke normen- en waardensysteem is uiteindelijk ten dode opgeschreven…De samenleving is er een van wezen geworden. In feit een weerloze samenleving, in weerwil van ons stoere gedrag….We dansen om het gouden kalf maar hoogmoed komt vroeg of laat voor de val. Het gaat om niet meer of minder dan het realiseren en behouden van een leefbare samenleving. Leefbaar voor de oorspronkelijke Nederlanders en voor hen die van ver gekomen zijn. Voor de hogere klassen,  maar ook voor de onderklasse…. “.

[4] Plato, Symposion. 204, vert. Xavier de Win, De Ned. Boekh. Antwerpen/1978. “Bij de goden is niemand wijsgeer, wie reeds wijs is filosofeert niet. Omgekeerd  filosoferen ook de onwetenden niet, noch verlangen zij ernaar om wijs te worden, want dat is het is het erge van de onwetendheid dat men zonder schoonmenselijk noch verstandig te zijn zich toch voldaan voelt.”

[5] Universele Verklaring van de Mensenrechten 1948.

 Art. 1: Alle mensen zijn vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren, Ze zijn begiftigd met rede (reason) en geweten (conscience) en behoren zich jegens elkander in de geest van broederschap te gedragen.

Art. 3: Een  ieder  heeft recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn  persoon………..

rechten van de mens ongeacht    ras, religie, politieke overtuiging, geslacht, economische status, taal, etc.

[6] Martin Luther, Gesamtausgabe in 25 Bänden, herausgegeben von Johann G. Walch, Concordia Publishing House St. Louis 1880-1910, Band V, S. 452. “Die Vernunft‚ist die höchste Hur, die der Teufel hat. Wer … ein Christ sein will, der … steche seiner Vernunft die Augen aus”

Volgens Martin Luther is de rede de hoer van de duivel. Alleen de schrift is in staat het ware geloof. te brengen in deze visie.

6b Prof. Dr. L.M. de Rijk, Scepticisme en criticisme in de antieke en middeleeuwse wijsbegeerte. Inaug. Rede Leiden 4 dec. 1970.

[7] Diogenes Laertius, Leven en leer van beroemde filosofen, vert. Rein Ferwerda ea. 1989 Amb. IX 61-69 Over Pyrrho,  “De dingen zijn principieel onkenbaar,  Niets is mooi of lelijk, rechtvaardig of onrechtaardig, dan door afspraak en gewoonte. Geen enkel ding is meer dit of dat.”

[8] Martin Luther. Tischreden: über die Passivität als Kennzeichen des Christen “Ein Christ ist vor Gott passiv, weil er hier nur empfängt, und vor den Menschen, denn hier duldet er nur.”(Tischreden, Luther Deutsch, )

[9] Interview Hans van Mierlo door Icha Meijer

http://www.d66online.nl/andersja/nieuws/terug-in-de-tijd-met-hans-van-mierlo-en-ischa-meijer.

[10]  Baader Meinhof, Parijse rellen, Maagdenhuis en  krakers, pedofilie werd verdedigd, etc.

[11] S.W. Couwenberg.  Fortuyn-revolte: terugblik na vijf jaar. mei 2007. “Fortuyn heeft daarmee op doeltreffende wijze afgerekend met de linkse weg-met-ons-mentaliteit, die jarenlang tot de goede toon behoorde wilde men meetellen in politiek correct geachte kringen.  Metaposos @ zaterdag, mei 19, 2007

[12]  Aristoteles.  Ethica Nicomachia. Vert. Ch. Hupperts 2005 Damon.. “Men vindt namelijk dat het teveel en het te weinig het  ‘Goed’ teniet doet, maar dat het midden stand houdt. “

[13] H.A.H. Toornvliet, De Staatsinrichting, Aula, 1992, blz  54-55 “…De samenstellers van de Proeve meenden dat er geen behoefte was aan een door sommigen voorgestelde antidiscriminatie-artikel…….Mogelijk is art. 1 als gevolg van de huidige tendens om zich op alle mogelijke wijzen tegen discriminatie te kunnen weren. De volgorde van de artikelen in de grondwet betekent niet dat een eerder artikel prevaleert boven een later, of anders gezegd: artikel 1 heeft geen voorrang boven alle andere artikelen.”

[14]  Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet sedert 1983: Allen die zich in Nederland bevinden, worden  in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook is niet toegestaan.,

[15]  Artikel 11 (elf)

 Ieder heeft behoudens bij of krachtens  de wet te stellen beperking recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.

[16] I.C.J. Lamers-Versteeg, Cliteur tegen de  ’weg met ons cultuur’Samenvatting van: “Tegen de decadentie, de democratische rechtstaat in verval” door Paul Cliteur..http://www.leefbaarrotterdam.nl/index.php/mobile/specific/tegen_de_decadentie_de_democratische_rechtstaat_in_verval/ en  in de Vrije Gedachte  (2005?).

[17] Volkskrant, artikel  5 december 1905:Pim Fortuyn op herhaling: ’De islam is een achterlijke cultuur’   Frank Poorthuis en Hans Wansink  Cit. Fortuyn: “Ik sta achter wat Voltaire zegt: ik kan uw mening nog zo abject vinden, maar ik zal uw recht verdedigen om die te uiten. Ik ben ook voor afschaffen van dat rare Grondwetsartikel. Gij zult niet discrimineren. Prachtig. Maar als dat betekent dat mensen geen discriminerende opmerkingen meer mogen maken, en die maak je in dit land nogal snel, dat zeg ik: dit is niet goed. Laat mensen die opmerkingen maar maken. Er is een grens en die vind ik heel belangrijk: je mag nooit aanzetten tot fysiek geweld. Dat kan een rechtsstaat zich niet permitteren. Maar als een imam weet te vertellen dat mijn levenswandel volstrekt verwerpelijk is en beneden die van varkens ligt: oké, dan zegt hij dat maar.”

[18]  Plato. Politeia… II  375 e vert. Xavier de Win, De Ned. Boekh. Antwerpen/1978 “Ge weet toch wel dat rashonden van nature  de eigenschap bezitten dat ze zo zacht mogelijk zijn jegens vertrouwden en bekenden, maar het tegendeel tegenover onbekenden?”

[19] Socialistische Partij 1983, brochure: Gastarbeid en Kapitaal, met instemmend commentaar van Anton Constandse. Mondeling geciteerd en besproken  door Henk van Gerven (2e kamer SP) op 5 mei 2012 in zijn rol als panellid Selexys Rotterdam bij de boekpresentatie  van Tien jaar zonder Pim, door o.a. J. Eerdmans.

[20] P. Boekhoud, Jacq. v.d. Tak en P.A.W. Lamers.  CDA Rotterdam, Sterren onder de Euromast,   1995

[21]  Ds. Hans Visser, en drs. A. Peper,  VVD fractie, etc.

[22]  Marco Pastors.Directeur bij Nationaal Programma Rotterdam Zuid sedert  dec. 2011nprz@rotterdam.nl

[23]JuttaCorus,  Afri, leven in een migrantenwijk, 2009 uitg. Contact. ISBN 9789025420413 http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1169103

Rotterdamse migrantenwijk werd in veertig jaar tijd Turk/Marokkaanse enclave. Het is het verhaal van de Turkse familie Soyçiçek die op een kluitje woont en zich nooit met Nederland heeft kunnen verzoenen. Het verhaal van Mehem, de jonge Marokkaan, die met de wetten van zijn familie brak, zichzelf ontplooide en een kind kreeg met zijn Nederlandse vriendin. Het is het verhaal van moed en onvermogen, van huisvrouw Marian van Rooijen, die elke dag haar eigen wijk schoonveegt, van een onverschillige gezinscoach en van een slome stadsmarinier. 
Jutta Chorus verbleef anderhalf jaar in de Rotterdamse Afrikaanderwijk en beschreef van binnenuit de grootste verandering die zich na de oorlog in Nederland voltrok. 

[24] Joram van Klaveren, Botsende beschavingen in Nederland. Godsdienstsociologie VU mei 2005  (Prof.   Stoffels),

[25] Joram van Klaveren, zie boven, pag. 6  “Ook in eigen land werd de nooit uitgesproken onvrede met de ontwikkeling van de multiculturele samenleving , en de groei van de islam in Nederland in het bijzonder, voelbaar door de opkomst van Pim Fortuyn. Na jaren van politiek correct politici verscheen er iemand die de stem van het “volk” vertolkte. De hierop volgende ontwikkeling hebben gezorgd voor een open maar gepolariseerd debat dat nog immer voort duurt.Tegen deze achtergrond heb ik mijn studie doorlopen en is de relevantie van het vak godsdienstwetenschappen voor een groot deel van mijn naasten op bijzonder tragische wijze aangetoond.

[26] Charles Taylor.  De Malaise van de Moderniteit. Kok Agora. Isbn 9039106002 pag. 113:   “Fragmentatie ontstaat wanneer mensen zichzelf meer en meer als atomen gaan zien, anders gezegd, als steeds minder gebonden aan hun medeburgers en aan gemeenschappelijke projecten en verbanden. Zij kunnen zich met sommigen verbonden voelen in gemeenschappelijke projecten, maar dit worden meer deelgroepen dan de hele samenleving; bijvoorbeeld een plaatselijke gemeenschap een etnische minderheid, de aanhangers van een religie of ideologie, de propagandisten van een specifiek belang.

[27] I.C.J.Lamers-Versteeg, Rotterdams beleid bij de Psychiaterwww.idalamersversteeg.nl (diversen) “Op uitnodiging van de wat  zelfkritischer geworden Rotterdamse  CDA, Leefbaar Rotterdam en VVD heeft de Britse conservatieve essayist Theodore Dalrymple op woensdag 15 februari 2012 een lezing gegeven in Rotterdam. Dalrymple stelde dat de rellen in Engeland afgelopen zomer o.a. het gevolg waren van laf leiderschap. Samenvatting van bezoek Dalrymple aan Rotterdams gemeenteraadsleden  gezonden naar VVD, CDA en Leefbaar. Op eigen website gezet.

[28] I.C.J. Lamers-Versteeg, Sociale gezicht ontmaskerd. De Vrijdenker juni 2012 jaargang 2012 nummer 5.

http://www.leefbaarrotterdam.nl/index.php/new/commentsgastweblogs/sociaal_gezicht_ontmaskerd/

[29] T.  Dalrymple, Door en door verwend  (Spoilt rotten)  Nw. A’dam  isbn 978 90 468 10217 pag. 221 “De cultus van het gevoel verwoest het denkvermogen, of zelfs het besef dat denken nodig is.”

[30] T.  Dalrymple, Door en door verwend (Spoilt rotten)  Nw. A’dam  isbn 978 90 468 10217pag. 252.

 ” De Community Investment Act van 1977, geïmplementeerd onder presidentschap van William Clinton, eiste dat banken aan mensen niet op basis van hun kredietwaardigheid geld leenden, maar op basis van hun etniciteit en het feit dat ze in relatief arme buurten woorden.”.

[31]T. Dalrymple, Door en door verwend.  Nw. A’dam  isbn 978 90 468 10217, “Die sentimentaliteit heeft de levens van miljoenen kinderen geruïneerd, door een dialectiek te creëren van verwennerij en verwaarlozing.”

[32] * Wereldbeschouwing, Weltanschauung en het Onbegrensd Begrensde. April 1989

Publicaties oa.: 1990 De Uil van Minerva te Gent,  Vol. 7 nr. 1, herfst 1990

Cornelis Verhoeven, Ijzer en vuur. Het geweld als neven-effect in een ideologie van het activisme

*I. Lamers-Versteeg, Over wereldbeschouwing. Een kleine geschiedenis van een zuiver Nederduits begrip/

Fernand Vandamme, Ecologie, economie en politiek, of Malthus, Machiavelli of Rousseau

Jacques De Visscher, Over oud worden en sterven