Eeuwigheidszang der verlorenen. |
|
Eeuwigheids zang der verlorenen.
‘ Maar in de ordening van de tijd weerklinkt het tijdloze lied der Verlorenen.’[1]
‘Zoals de golven van het eeuwige oceanische spel van eb en vloed, waar op de horizon het eindige en oneindige in elkaar lijken over te gaan.’ ‘De werkelijkheid berust op trilling en resonantie.’ ‘De mens… zowel snaar als klankbord.’ [2]
Dit zijn zomaar drie zinnen uit het nieuwste boekwerk van spiritueel -an-archist Wim de Lobel[3], waarin hij het kosmisch bewustzijn bezingt dat hij herkent in antieke en meer eigentijdse cultuuruitingen. Kosmisch bewustzijn sluimerde reeds in hem, tot het bij het Rotterdams Logos-Verband van ex-predikant en filosoof Jan Börger klaar wakker werd geschud. In dit boek biedt hij – aan de hand van zijn eigen gedachten – een aantal teksten aan van Börger.
Werkelijkheid op zoek naar zichzelf.
Een beginpunt van een fase kan men beschouwen als tevens het eindpunt van een voorgaande fase. Zo een punt is zowel een grens als een overgang. Zichzelf voortdurend in de staart bijtend ontwikkelt het natuurproces zich van fase naar fase, voortdurend met zichzelf in wisselwerking, alsof het met zichzelf in dialoog is.
Dat ‘dialectisch’ proces –al veranderend in zichzelf rustend[4]– heeft heel wat op het ‘geweten’. Zoals o.a.: het ontstaan van zeer complexe organische vormen van ‘intelligentie’, waaronder wij ook ‘de mens’ durven rekenen. Sedert mensenheugenis bespeurden mensen oorzaken achter waarneembare verschijnselen. Al speurende zochten zij oorzaken van hun bestaan, hun denken en doen. Er ontstonden mythen en legenden, religieuze systemen en wijsgerige opvattingen. Men onderzocht verschijnselen, herkende structuren en een hoge mate van ordening. Menselijke ‘logica’ bespeurde ‘logica’ in natuurverschijnselen middels hun bestaan en hun denken. Hun inzichten beïnvloedden in hoge mate hun gedrag, hun ethos of ethiek. Er ontstond een mate van zelf-bewustzijn in het verschijnsel ‘mens’.
Men zou kunnen zeggen dat het natuurproces levensvormen in zich ontwikkelt waarin haar immanente logica zich -in zekere mate- ‘openbaart’. Of, zoals Börger ooit opmerkte en door De Lobel werd aangehaald: ‘de kosmische werkelijkheid is op zoek naar zichzelf en komt procesmatig in het menselijk bewustzijn tot zelfherkenning. ’[5]
Om dit te benadrukken, wijst De Lobel ons op o.a. de zienswijze van de Britse paleobioloog Simon Conway Morris in zijn boek ‘Crucible of Creation (crucible=smeltpot). ‘Wanneer je een aardachtige planeet hebt en drie miljard jaar de tijd, dan is het onvermijdelijk dat er in die tijd een vorm van intelligent leven ontstaat’, schreef Morris. En zelfs: ‘Als er buitenaards leven is, lijkt dat op het aardse leven, inclusief intelligente mensachtige vormen.’
Alpha en Omega.
Een beginpunt vormt dus, in principe, tevens een eindpunt. In diepere zin vormt zo een abstracte punt een grens en een overgang in zichzelf en geeft ons een vaag idee van een dynamische drie-ëenheids-verhouding. Zo een verhouding schept een midden en tegelijk het een en het ander, schept zowel grens, overgang, richting, ruimte en tijd. Zo een dimensieloze verhouding schept, verbindt en scheidt tegelijkertijd wat WAS en wat Zijn zal. Het ‘openbaart’– zich aan ons bewustzijn als niets, leeg, maar ook als een horizon, waar eindige en oneindige in elkaar lijken over te gaan.
De werkelijkheid berust op trilling en resonantie, stelt de Lobel. Hij voelt en weet zich als verschijnsel ‘mens’ zowel snaar als klankbord van die werkelijkheid. In het menselijk zelfbewustzijn resoneert het eeuwige spel dat zichzelf als oorzaak in haar eigen effect weerklinkend tot begrip en tot uitdrukking brengt.
Volgens de Lobel dient de mens dan ook begrepen te worden als een onlosmakelijk deel van het universele geheel waarin de werkelijkheid tot zichzelf in verhouding staat.[6]
De cultuurgeschiedenis van de mensheid vertelt ons over de mate waarin het universele geheel zich aan haar onlosmakelijke delen heeft kunnen ‘openbaren’. In het verschijnsel ‘mens’ is in vele culturen meermaals een besef doorgebroken over de dynamische verhouding die voortdurend verleden in toekomst verandert, [7] als eeuwig zichzelf voedende cyclus.[8] Oude symbolen, berichten ons over culturen waarin het universele geheel zich aan haar intelligente levensvormen verstaanbaar heeft kunnen maken.
Die cultuurgeschiedenis vertelt ons ook in welke mate die werkelijkheid daar minder succesvol in is geweest. Zo betreurde de Griekse filosoof Herakleitos reeds 500 jaar v.C. het eenzijdige denken van de bewoners van Ephese. Deze lieden brachten liever bloedige offers om Goden jegens henzelf gunstig te stemmen, dan in plaats daarvan hun eigen denkend bestaan te doordenken. [9] ‘Waarmee zij het meest verkeren, daarvan zonderen zij zich af….’, mopperde deze Griekse denker die zijn notie van de ‘Logos’ aan de cultuurgeschiedenis schonk.
Het denken doordacht bij het Logos verband.
De nog zeer jonge katholiek opgevoede Wim de Lobel, had zo zijn twijfels over het godsbeeld dat hem werd voorgehouden. Hij sloot zich aan bij een aantal vrijdenkers. Aan het begin van de jaren vijftig bezocht hij op aanraden van vrienden een keer een voordracht van de filosofische aangelegde ex-predikant Jan Börger. Börger had rond de dertiger jaren een eigen filosofische school opgezet en door de jaren heen een flinke groep toehoorders in Rotterdam rond zich verzameld. Die school noemde hij het Logos-verband. De school werd druk bezocht door een groot aantal filosofisch geaarde mensen die, net als Wim, ‘zochten naar een bevredigender inzicht in de achtergrond der dingen en de betekenis van de mens daarin’.
Börger hield zich als theologisch geschoolde vrijdenker, dicht in de buurt van het Evangelie, maar toonde aan dat er achter die oude teksten zich een veel dieper inzicht op mens en universum verborg. Zo bracht hij zijn toehoorders in contact met gedachten van denkers als Herakleitos, Philo van Alexandrie, Nicolaas van Cusa, Spinoza, Hegel en Nietzsche. Ook verwees hij dikwijls naar teksten van o.a. Goethe en Dostojevski.
Door Börger kwam De Lobel in aanraking met cultuurgeschiedenis en mythologische verhalen.
Na de dood van zijn charismatische leermeester legde De Lobel ter nagedachtenis een verzameling aan. Hij ordende alle aantekeningen en teksten die door leerlingen en erfgenamen aan hem werden afgestaan. Die verzameling wordt door hem bewaard en gekoesterd in de Börgerbibliotheek die was gevestigd in Moerkapelle.
De Lobel redigeert al vele jaren diverse teksten die hij zelf in boekvorm uitgeeft. Al deze werken hebben raakvlakken met het werk en het leven van Jan Börger.
Zoals b.v. de werken van H. v.d. Berg-van Eysinga, H. de Heer, B. de Ligt, en vele anderen zoals o.a. de auteur van deze boekbespreking.
Geïnspireerd door hetgeen hij vernam tijdens de voordrachten, ontdekte De Lobel waarnaar hij gezocht had. Zijn interesse was gewekt voor in mythen, symbolen en kunstuitingen vervatte natuurfilosofische inzichten. Samen met zijn vrouw Annie maakte hij vele reizen door de restanten van antieke culturen. Telkens werd hij weer getroffen door de reeds in de oudheid ontwikkelde wijsgerige opvattingen. In het licht daarvan kwam de aard en de inhoud van evangelische teksten in een meer helder en meer bevredigend daglicht te staan.
Logos weerklinkt in ‘verlorene’.
Zojuist heeft De Lobel zijn nieuwste boek afgerond. Het bevat teksten van Börger die hoofdzakelijk handelen over de zichzelf voortbrengende werkelijkheid, die zich in haar intelligente delen van zichzelf bewust wordt. De Kosmos(=schone orde) beschouwt zichzelf, zou men kunnen zeggen. Börger legt dit begrip uit als dialectisch proces, en interpreteert daarvoor de betekenis van Grieks mythologische figuren. Hij verwerkt de hegeliaans drieslag – these, antithese, synthese – vervat in de verhouding tussen vrouw, man en kind. Hij stelt het maagdelijk zuivere(vrouw) op- zich -zelf –zijn, zichzelf objectiverend als voor- zichzelf- anders- zijn dat nu zowel subject als object is. Het voor- zichzelf – anders stelt zich eenzijdig (man)normerend op ten aanzien van haar/zijn object. Pas na het moment waarin bewustzijn zichzelf verschijnt als volledig-zelfbewust begint een fase waarin vermeende ongelijkwaardigheid verdwijnt in het licht van hernieuwde zuiverheid. De voorgaande fasen verzoenen zich…in hun effect, het kind. Het kind, een bewustzijnsfase dus waarin subjectieve eenzijdigheid verdwijnt en heelheid verschijnt. Een fase waarin het normerend subject zichzelf verliest nu zuivere heelheid wordt beseft.
Zo klinkt in de menselijke cultuurgeschiedenis ‘de eeuwigheidszang der ‘verlorenen’, een heelheid zingende zang. Een heilbrengende zang eveneens, waarin omzetting van gezindheid (metanoia) mogelijk wordt.[10] .
Börger werkte in bovengenoemde tekst zijn opvattingen uit over het eenzijdig destructief wordend Europees bewustzijn tijdens het Interbellum. Dit deed hij aan de hand van evangelische teksten en mythologische opvattingen over de achtergrond der dingen en de betekenis van de mens daarin’.
De Logos-idee, zien we in dit werk aan het werk als een min of meer sexueel geaarde zichzelf voorplantende dynamiek, zich uitdrukkend in al haar complexe natuurvormen, die in een zekere mate in ‘ intelligente mensachtige vormen’ bewust kan worden.
Het is als een licht dat in klassieke culturen zo nu en dan helder was doorgedrongen in de duisternis.
Doch in de Europese cultuur, waarin Börger leefde, was het menselijk ‘verstand’ te zeer verduisterd doordat het zich mentaal had afgescheiden van dat waarmee het verbonden is.
Börger, net als destijds Herakleitos, wilde tijdgenoten wakker schudden. Bij de Lobel is het hem dat zeer zeker gelukt.
Echter, voor iemand die Börger niet zelf heeft horen spreken, zijn de teksten niet zonder inspanning te begrijpen. Dus is het maar goed dat deze teksten worden voorafgegaan door een uitgebreide en verhelderende inleiding (64 pagina’s) van Wim de Lobel..
In die inleiding benadrukt hij de basisgedachte van Börger, die zich de werkelijkheid dacht als beweeglijke factoren met daaruit voortvloeiende verhoudingen.[11] Die basisgedachte is later verder op zeer erudiete wijze uitgewerkt in diverse werken van de fysicus Hans de Heer. In het werk van deze door Borger ‘wakker geschudde’ tijdgenoot herkennen we de Logos. Maar door deze wetenschapper wordt de dynamische dialectiek beschreven in quantumveld-theoretische termen en heet dan ‘oerinformatie’.
Börger bestreek met zijn voordrachten het brede spectrum tussen theologie, natuurwetenschap en filosofie. Hij maakte zijn toehoorders duidelijk dat de goede boodschap(eu-angeli), de Logos-idee en ons aangeboren “licht der rede” elkaar niet in karakter ontlopen.
Echo in alter-ego.
De door De Lobel en zijn leermeester beschreven verhouding is als een beeldloos substantiebegrip, een abstract gods/natuur-idee, de natura naturans werkzaam in natura naturata. Als begrip is het in woorden niet uit te drukken, als symbool verwijst het slechts, als mathematisch begrip is het zonder dimensie en in de wereld van vormen kan het niet verschijnen….
Maar in een menselijk bewustzijn, gezuiverd van subjectieve eenzijdigheid, vindt het zichzelf als alter ego…… daar klinkt de echo …daar is een klankbord… dat de Logos verstaan kan.
Conclusie.
Het uit(een)leggen van een verhouding die ineen en uiteen tegelijkertijd is, is volgens mij in het werk van De Lobel, net als in alle filosofische werken een filosofisch probleem gebleven. Dit omdat een dimensieloze Idee zich niet in woorden laat vangen.
Maar, zoals alle goede en oprechte filosofische werken, geeft het ons een stimulans ons subjectieve begrenzende ikje te overstijgen, of beter gezegd te verliezen, om een ruimere blik op de werkelijkheid te winnen. (zie ook noot 10)
We zijn dan ook De Lobel zeer dankbaar zijn dat hij een grote mate van kosmisch bewustzijn, blijkens de cultuurgeschiedenis voorkomend bij ‘ intelligente mensachtige vormen’ , mede door zijn nieuwste pennenvrucht, in zijn lezers heeft kunnen doen weerklinken.
‘…..de wetten en regelen van de Natuur, volgens welke alles geschiedt en van de ene vorm in de andere overgaat, zijn altijd en overal dezelfde…( cit. .B. de Spinoza Ethica voorrede deel 3)
Noten:
[1] cit. De Lobel Pag. 61
[2] idem
[3] Zie de brochure Spiritueel anarchisme, W.de Lobel. www.ibizweb.nl
[4] Zie noot 9
[5] Pag. 62 In een Hegeliaanse sfeer schetst Börger ook de werkelijkheid als een universeel bewustzijnsproces in de eeuwige herhaling van wording en ontwikkeling, van reflexie en zelfweerspiegeling.
[6]|cit. De Lobel pag. 12
[7] Romeins Janus-symbool, (Janua=deur, poort, interface, relatie). Symbool eind oud en begin nieuw-Januari) . Idee door Romeinen uitgebeeld als God waarin twee tegengestelde gezichten onverbrekelijk EEN ZIJN zijn.
[8] Ouroboros, Oosters symbool voor eeuwige oneindige zelfbeweging. Slang die zich voedt met eigen staart.
[9] Herakleitos….fragment 69 ‘…zich veranderend, rust het…’ Herakleitos…fragment 3….waarmee zij het meest verkeren – met de Logos die het Al bestiert – daarvan zonderen zij zich af…… ’ Herakleitos …fragment 93. ‘het is onmogelijk tweemaal in dezelfde rivier te stappen…hij verstrooit en brengt samen..en komt op ons toe en gaat van ons af…’
[10] Pag 186/ 187 (metanoia-omzetting van besef )…dit begrip is in het besef van de mensheid van na de antieke cultuur wezenlijk in vergetelheid geraakt. Het begrip ‘bekering’ heeft helaas een connotatie gekregen waarin de oorspronkelijk betekenis van totaal verloren is gegaan. Plato beschrijft dit bewustzijnsniveau als noesis, hetgeen door Spinoza wordt beschreven als hoogste kennisniveau. (ilv)
[11] Pag. 16
Inleiding, samenstelling en heruitgave onder redactie van: Wim de Lobel.Teksten uit: Over het begrip mens in de cultuurgeschiedenis van de mensheid (rond 1939) van de Rotterdamse vrijdenker, theoloog en filosoof Jan Börger (1888-1965)uitgave: 2008 Jan Börgerbibliotheek.Postbus 43 2750 AA Moerkapelle.www.ibizweb.nl/borger ISBN/EAN 978-90-76033-28-0