Modellisme en kosmopolitisme.. bespreking boek van Weia Reinboud
door Ida Lamers-Versteeg
Van geschift tot geniaal, modellen hebben ze allemaal, aldus Weia Reinboud.
In haar boek ”Modellisme, over skepticisme en de productiviteit van het denken.” waaraan zij in 1992 is begonnen naast haar vele activiteiten o.a. voor uitgeverij Atalanta – zie hiervoor www.atalanta.nl – , heeft de zeer maatschappelijk betrokken milieubewuste anarchiste Wei Reinboud een eigenzinnig doch zeer zinnig kentheoretisch ei gelegd.
Als een eigentijdse Ockham, snoeit ze drastisch in de aloude filosofische tuin waarin het wemelt van eclectisch gegroeide ’ismen’.
Filosofie – oorspronkelijk: genegenheid voor wijsheid – liet zich tijdens 25 eeuwen westerse filosofie overwoekeren door felle begeerte naar ‘waarheid’.
Weia snoeit resoluut allereerst die felle begeerte naar waarheid, want zij vermoedt (of is zij er zeker van?) dat ‘genegenheid voor wijsheid’ beter eigenlijk veel beter af is zonder begeerte naar waarheid. Weia vermoedt, gist, veronderstelt, vraagt, en bouwt aan haar eigen model c.q. theorie. Al doende stelt ze vast begrippen als ‘waarheid’ en ‘werkelijkheid’ niet nodig te hebben in haar model. Hoe komt ze aan die stelligheid? Vanwege haar skeptische blik op de kennistheoretische kloof. Die kloof vormt de scheiding tussen de binnenkant van onze hersenpan en datgene waarvan zich alleen de buitenkant tonen kan. De skeptische redenering van o.a. de Griekse skepticus Pyrrho van Elis (Ca. 360 – 270 v.Chr.) maakte destijds menig eigentijds luchtfietser nuchter attent op de geboorteplaats van zijn eigen meningen, n.l.: tussen de oren. Met deze kentheoretische kloof als kapmes baant Weia zich een weg door talloze filosofische modellen en stromingen zoals het empirisme, inductivisme, deductivisme, skepticisme, rationalisme, realisme, relativisme, utilitarisme, anarchisme, marxisme, etc.. om rust te vinden haar eigen overzichtelijk modellisme.
Haar eigen modellisme, de naam vindt ze zelf vrij onnozel, beschrijft ze als een handig filosofische vouwfietsje, om snel zoveel mogelijk productiviteit uit het denken te kunnen halen. Ze zit echter intussen stevig in het zadel van de theoriegeladenheid van de waarneming. Bij de kritische rationalist Karl Popper vond zij steun voor haar modellisme. Weia gaat dus uit van de idee dat zintuigelijke indrukken geen vermoedens induceren. Daarom moeten vermoedens voortkomen uit axiomata, shorthand theorietjes (conjecturae) die zich reeds binnen de hersenpan bevinden. Weia poneert hier een chronologisch causaal verband: eerst de theorie (aangeboren of anderszins is niet relevant in dit model ) dan deductie van waarneming.
(vraagje: Is er dan toch waarheid geslopen binnen het model? Oei!
Tijd voor een kritische beschouwing van die kentheoretische kloof. Is die kloof geen illusie, gezien vanaf een ander abstracter niveau? Het is maar een vermoeden. I.L-V)
Weia noemt haar modellisme ’een soort skepsis’ (skeptomai=Grieks voor nauwkeurig beschouwen).
Ze wil kritisch kijken naar theorietjes die doorgaans onkritisch worden aangehangen. In principe lijkt me dat haar modellisme een oproep inhoudt tot zelfkritiek. Niet zo aantrekkelijk dus voor iemand die erg veel liefde koestert voor ’eigen-wijsheid’ of de mening van de meerderheid en al helemaal niet voor lieden die gemakzuchtig meedrijven op filosofische mode-modelletjes..
Wat Weia wil, vermoed ik, is gemakzuchtig (leunstoelistisch, zegt ze) denken tegengaan en haar tijdgenoten er op wijzen dat vele filosofische opvattingen primair het recht hebben om zich frank en vrij te laten testen op vermeende kwaliteiten.
Wat betreft de kritiek op de vermeende kwaliteiten van waarheidsaanspraken heeft Weia, net als destijds Socrates en ook Popper, een punt waarop zelfs de kentheoretische kloof moeite ondervindt.
Vanuit anarchistisch oogpunt lijken filosofietjes primair niet ondergeschikt aan elkaar, hoewel modellen er zijn in soorten en niveaus van individueel tot algemeen.
Communicatie tussen mensen verloopt moeizaam, ze begrijpen elkaar slecht, kritiseren voorbarig modellen van anderen terwijl het eigen model bescherming geniet.
Volgens Weia biedt modellisme – een soort rationele skepcis – zicht op verschillende abstractieniveaus. Door te abstraheren hoopt ze dat er wellicht zoiets als kosmopolitisme kan ontstaan. Wereldburgers die elkaar inspireren op o.a. sociaal, economisch- ecologische gebied. Skepscis en Stoa in liefde verenigd.
In het z.g. modellisme worden dus ‘waarheid’ en ’werkelijkheid’ rigoureus verwijderd. Voor deze vrije fantasie/droom doet ze graag afstand van een deel van een deel van de opvattingen van Karl Popper. Immers, Popper zag immers groei van kennis en dus waarheidsbenadering als mogelijk.
In het werk van Popper, dat Weia bestudeerde in een tijd waarin ze worstelde met haar vragen en vermoedens, vond ze de steun die ze zocht voor haar eigen model. Popper, de bekende wetenschapsfilosoof, zag reeds in de 30er jaren veel praktisch nut in het poneren van risicovolle gissingen en in het daarna zoeken naar methoden ter weerlegging daar weer van. Popper bewonderde Einstein die in die tijd ongegrond lijkende beweringen had gedaan over het gedrag van licht. Zijn gedachtenexperiment doorstond weerlegging. Popper had het in die tijd gemunt op pseudowetenschappelijke waarheidsaanspraken van o.a. astrologen, dialectici, en psychoanalytici die zich beriepen op natuurwetten. Kritiekloos overnemen van z.g. wetmatigheden leidde tot onverschilligheid t.a.v. andere/betere inzichten en zelfs tot revolutie, oorlog, en ellende. Popper zocht naar een criterium om wetenschap te kunnen onderscheiden van pseudovarianten.
Door vermoedens(conjecturae) vrijelijk toe te laten en met alle macht trachten deze te weerleggen (to refute) kan wetenschappelijke kennis stapje voor stapje groeien. Popper hoopte dat toename van wetenschappelijke kennis ook de wijsheid meebrengt om ellende op deze planeet te kunnen verminderen.
Weia snoeit resoluut en nuchter de begeerte naar ‘waarheid’ weg uit de oude filosofische tuin. Ik vermoed dat ze dit doet om wijsheid weer een nieuwe kans te geven om rijkelijk vrucht te dragen voor mens en planeet.
Intussen hoop ik dat mijn vraagje, om die kentheoretische kloof eens aan een nader onderzoek te onderwerpen, serieus genomen kan worden. Dat moet toch kunnen in een model waarin waarheid niet gezocht wordt.
Het boekje wekt mijn bewondering voor de belezenheid en de argumentatie die Weia ten toon spreidt. Bovenal respecteer ik de – in dit werk ingehouden – gedrevenheid op de weg naar een bewust op duurzaamheid gerichte levenshouding.(Of projecteer ik nu slechts mijn eigen model op haar model?)
Hoewel het boekje dun is, is het geen lichte maar zeer voedzame kost.
Ida Lamers-Versteeg