Boekbesprekingen | |||||||||||
Spinoza’s familieportret, bouwstenen voor gesprek met moderne samenleving? http://www.despinoza.nl/spinoza/recensies/spinozas_famili.shtml Literaire materie en vrije geesten. ‘De tijd is rijp om trots terug te kunnen blikken op de ‘wedergeboorte’ van de Nederlandse filosofie aan het eind van de vorige eeuw’, zo meent de Rotterdamse wijsgerig historicus Siebe Thissen. Op 9 juni 2000 promoveerde hij met zijn proefschrift: ‘De spinozisten, wijsgerige beweging in Nederland 1805-1907.’ Dit prima doortimmerde werk toont ons de opbloei van het Nederlandse Vrije denken. Het toont haarscherp de verschillen en ook overeenkomsten in het denken van schrijvende ‘spinozisten’ en het ontstaan van bekende tijdschriften als De Dageraad, de Gids, de Nieuwe Gids, De Kroniek etc. In dit werk ontmoeten we denkers, dichters en doeners die middels hun denken en de neerslag daarvan in daden en literaire materiaal een grote mate van geestelijke vrijheid en dus beweging genereerden in een tijd van sociaal en politiek rumoer.
Thissen ziet het ‘Spinozisme’ o.a als een ‘onderdrukte alternatieve kennisleer’. Een specifieke wetenschapsopvatting die hij ook wel als ’telescopisch’ en ‘praktisch weten’ onderschrijft en dat zich aandient bij het type ‘ecologische denken’ dat hij bij eigentijdse auteurs zoals Arne Naes, Cees Schuyt en Marius de Geus aan heeft getroffen. Het gaat hier om een verzamelnaam voor een bepaald type wijsgerig denken. Thissen beschrijft aan de hand van een groot aantal publicaties en citaten hoe dit type denken de Nederlandse filosofie bewoog tot het ‘ontgroeien van haar puberteit’. Binnen de Nederlandse academische wereld werd de ‘monistische’ visie van Spinoza vlak na zijn dood (1677) veelal beschimpt en gehoond. In het Duitsland van Herder, Lessing, Kant, Goethe en Hegel komt het monisme onder Kantiaanse kritiek, doch onweerlegd maar nu in een dialectische versie, weer terug in de Nederlandse academie in de receptie van o.a. Kinker en Van Heusde. Intussen hield het Spinozisme het buiten-academische denken continu in haar greep. Talloze min of meer ‘geheime’ genootschappen waren ontstaan rond het lezen, vertalen, begrijpen, waarderen of verwerpen van de twee hoofdwerken van Spinoza; de op ‘geometrische’ manier geschreven ‘Ethica’ van Spinoza en zijn ‘Theologisch Politiek Tractaat’. Dit laatste bevat, net als zijn Ethica, een spanning tussen morele acceptatie en betrokkenheid. Vrijheid van denken is lang niet zonder meer vrijheid van spreken, Spinoza is een voorzichtig wijsgeer die dogmatisme en absolutisme niet kan uitsluiten. Politiek denkers zoals b.v. Abraham Kuyper hadden de gevolgen van vrijheid van denken en onvrijheid van spreken in de gaten. Door Thissen wordt die terughoudendheid om politiek mee te spreken de ‘donkere kant’ van Spinoza genoemd. Hij maakt de lezer duidelijk met hoeveel filosofische ernst en sociaal-politieke betrokkenheid aan de basisvormen van ons huidige maatschappelijk stelsel is gewerkt door uiteenlopende spinozisten. Haarfijn schildert hij in een paar penstreken de verschillen tussen Spinoza’s opvattingen over het zichzelf gelijkblijvende denken en de Hegeliaanse dialectisch zich ontwikkelende wereldgeest. Hij beschrijft hoe door de kring rond Van Vloten is geijverd voor een waardig monument ter herdenking van Spinoza en hoe samenwerking en tegenwerking tussen ‘bevoegde’ en ‘onbevoegde’ filosofen het denken in beweging hield. De lezer ziet hoe spinozistische vrijdenkers in aanraking komen met vele vormen van ‘Hegelarij’ en berusten in een ‘ironisch-irenische’ ethiek, door zich te onthouden van politiek engagement. Immers, de wereldgeest ontwikkelt zich in deze visie onafhanklijk van menselijk ingrijpen. Toch blijft men verlangen naar bijna ‘utopische’ harmonie. Tegelijkertijd meent men zowel binnen als buiten de universiteit te ontwaren dat de maatschappij op een bepaalde politieke vorm afstevent. Of dit nu liberaal, humanistisch, socialistisch, anarchistisch of communistisch is, is eveneens een punt van verhitte discussie. De werken van Spinoza worden vertaald en in grotere kring bestudeerd. Herman Gorter bewerkt de eerste Nederlandse vertaling en wordt door Willem Meijer verbeterd. Er volgen meerdere vertalingen en dus ook meer interpretatie-mogelijkheden. De vereniging ‘Het Spinoza-huis’ wordt opgericht in 1887, een vereniging die tot op vandaag nog groeit en bloeit. Rond 1907 krijgt het Spinozisme eindelijk binnen de academische wereld een gerespecteerde status. Zichtbare bewijs hiervoor is, volgens Thissen, het in die tijd mede door spinozisten als Meijer en Bierens de Haan opgerichte ‘Tijdschrift voor de Wijsbegeerte’ dat nu nog onder iets gewijzigde titel bestaat. Wat noemt men Spinozisme? Spinozisme is een manier van ‘monistisch’ denken over de Natuur. Het is genoemd naar de Nederlands Joodse wijsgeer Baruch de Spinoza (1632-1677). In deze visie wordt Natuur in haar pure Zelfstandigheid (substantie) beschouwd door haar (niet puur zelfstandige) beschouwende uitdrukkingvormen. De met rede begiftigde mens is zo een uitdrukkingvorm. Aan deze visie kleven uiteenlopende inzichten en ethische implicaties.
Soms komt in deze visie de nadruk te liggen op mystiek of religie. Maar ook kan het leiden tot zuiver wiskundige en/of natuur-wetenschappelijke beschouwingen. Soms gepaard met pogingen om een antropocentrische blik te overstijgen. Meestal is er invloed op politieke, sociale en ecologische bewustwording en uiteindelijk ook op mentale gesteldheid en ethisch handelen. Veel individuen en groepen voelen zich aangesproken, zoals o.a.: dichters, theosofen, kunstenaars, natuuronderzoekers, vrijdenkers en vrijmetselaars, anarchisten, atheïsten, liberalen, socialisten, ecologen enz. Maar ook in de oudheid herkennen we deze visie in wijsgerige werken van Grieken, Romeinen, Christenen, Moslims, Joden, Hindu’s, Perzen, Chinezen etc… Het is een visie op de verhouding die mens en Universum hebben, en dient zich door alle tijden en alle culturen in vele vormen aan. Na Spinoza wordt dit monisme, in haar variaties, ook wel ‘Spinozisme’ genoemd. De bestaande maar meestal ongekende relatie tussen mens en Al is b.v. beeldend beschreven in de Oosterse roman ‘Akbar’, door Van Limburg Brouwer. Deze bestseller uit het midden van de vorige eenw is in 1984 heruitgeven. Fundamentele consensus in familieportret. Ondanks de vele mogelijke interpretatievormen van het ‘monisme’, wijst Thissen op een fundamentele consensus onder ‘spinozisten’ buiten en binnen de academie. Volgens Thissen maken zij ‘allen zich zorgen over het proces van atomisme en fragmentatie dat de cohesie in de samenleving bedreigt. Tevens worden zij gekweld door gevoelens van vervreemding in een op consumptie en winstbejag gerichte samenleving, die minder oog heeft voor zaken die praktisch nut en onmiddelijk genot overstijgen’. Hij beschrijft zeer uitvoerig een groot aantal publicaties van de meest invloedrijke Nederlandse spinozisten uit de vorige eeuw. Dit doet hij zowel chronologisch als systematisch waardoor het geheel zeer goed leesbaar is. Het is een soort ‘familieportret’ waarin hedendaagse denkers zichzelf hier en daar herkennen. Naast alom bekenden als Sifflé, Moleschott, Multatuli, Van Limburg Brouwer, Frederik van Eeden, Thorbecke, Herman Gorter, Lotsy, Abraham Kuyper, van Vloten, W. Meijer, Damme, Bolland, Bierens de Haan, Van den Bergh van Eijsinga, en vele anderen ontmoeten we Frans Wilhelm Junghuhn (1809-1864). Deze man krijgt een bescheiden maar centrale rol in het werk van Thissen. Junghuhn trekt al reizend door Java, Sumatra en Borneo en raakt als botanicus en vulkanoloog gefascineerd door de ‘harmonie tussen de alomvattende natuur en zijn eigen natuur’. ‘De natuur doet hem huiveren, lachen en wenen, en ontdoet hem de laatste resten van zijn christelijk geloof’, zegt Thissen. Na zijn reizen, in Leiden werkend, schrijft hij een boek genaamd: ‘Licht en schaduwbeelden uit de binnenlanden van Java’. Dit doet hij in de vorm van een samenspraak tussen vier denkers met totaal verschillende religieuze en wetenschappelijke invalshoeken. Hij noemt deze vier ‘broeders’ Dag, Nacht, Morgenrood en Avondrood en zij filosoferen vrij over geloof en wetenschap. Zo komen zij tot een Natuurreligie. Ze concluderen hoezeer een zuiver onbevooroordeelde natuurstudie het menselijk lot ten goede kan komen in de toekomst. Hierbij denken we even aan de ’telescopische kenleer’ van Thissen. Ook komen we in het werk van Thissen in aanraking met Markus (Moses) Samuel Polak (1801-1874) die in 1850 een eigen vrijmetselaarsloge sticht. Post Nubila Lux (Na duisternis licht) is een soort wijsgerige school waar overbodig ritueel wordt geweerd om meer gericht te zijn op serieuzer zaken. Dit zijn dan de werken van Spinoza en…. Junghuhn. De nog ongerepte en nog niet in cultuur gebrachte natuur in Nederland wordt in de tijd van Junghuhn en Cohen nog gezien als woest, leeg en onnuttig ‘onland’, meldt Thissen. In onze tijd, 150 jaar later, kan deze eenzijdige (niet telescopische) visie op de natuur een van de hoofdoorzaken worden genoemd van ecologische, economische en zelfs sociale chaos, dunkt mij. In zijn inleiding citeert Thissen kroniekschrijver Herman Wolf (1893-1942) die toekomstige geschiedschrijvers aanraadt om een periode van maatschappelijke en geestelijke chaos te zien als baarmoeder voor ‘plotseling oplevend wijsgerig denken’. Wellicht bevat het werk van Thissen wijsgerige bouwstenen om de huidige chaos tot orde te brengen. Wereldunie van Vrijdenkers. De pas gepromoveerde auteur publiceerde reeds in o.a. Trouw, het Zeeuws tijdschrift, Filosofie Magazine, De AS (anarchistisch tijdschrift) etc.. en publiceerde en becommentarieerde werk van de Rotterdamse volksopvoeder en spinozist Bernard Damme.
Ook onderzocht hij leven en werk van de biochemicus en arts Jacob Moleschott (1822-1893), die door promotor, M.J. Petry, ‘een Spinoza van de 19e eeuw’ genoemd wordt. Moleschott beschouwde, net als Spinoza, de Natuur als een eenheid van kracht en stof. Hij had grote invloed op b.v. de Duitse filosoof Feuerbach die op zijn beurt Marx weer aan het denken zette. Hij scheef o.a. ‘Die Kreislauf des Lebens’, een veelgelezen werk. Moleschott had inzicht in en respect voor de kringloop der Natuur. Toch kwam ook hij in aanraking met academische dogmatisme en dwang. Zijn denken bleef vrij en zijn spreken ook. Hij nam politiek aktie in Italië en werd tot senator gekozen, bovendien was hij een medeoprichter van de ‘World Union of Freethinkers’ en een voorvechter voor gelijkheid van de vrouw. Thissen is, zoals hij zelf zegt gefascineerd door marginale stromingen, groepen, periodieken en denkbeelden. Hij heeft zijn kennismaking met de geestelijke familie van Spinoza ervaren als een spannend avontuur en wil dit zijn lezers doen weten. En inderdaad, zijn werk zekere zin spannend te noemen. Het is boeiend om te zien hoeveel voorvaders (voor-moeders zijn bij Thissen schaars) in dit portret een plaats kregen en hoezeer hun denken nog familie-trekken vertoont met dat van onszelf. Spinozisme dus, als dynamiserende BEWEGING en, als immer, naar statische eigendunk tenderend academisch filosoferen, dat aan het begin van de vorige eeuw op een dieptepunt was geraakt door o.a. de kentheoretisch niet te miskennen Kantiaanse kloof tussen subject en object. Diezelfde kloof die zich vanuit een monistische visie (sub specie aeternitatis noemde Spinoza dit ofwel ‘het eeuwigheidsaspect’) doet herkennen als relatie tussen object en object. De monistische visie heeft het euvel door de meeste theologen als bedreigend te worden ervaren, terwijl zichzelf serieus nemende kritisch analytische denkers zich er voor hoeden om aan de wezenlijke verschillen tussen subject en object voorbij te zien. ‘Spinozisme’ is in ons land dan ook vaak als een scheldwoord gebruikt. Thissen heeft sympathie voor de vaak onkritisch werkende maar veelal ten onrechte beschimpte niet-academische spinozistische denkers en groepen. Aan de hand van het zeer uitgebreide ‘Repertorium van de Wijsbegeerte’, gemaakt door de buiten-academische ‘parafilosoof’ Poortman, toont hij aan dat het aantal publicaties met Spinoza als stamvader de pan uitrijzen tussen 1850 en 1907. Mede door de expansieve groei van de tijdschriften-cultuur bracht Spinoza kwam het denken over religie, wetenschap en ethiek in beroering. Er kwam beweging waar het wetenschappelijk denken bleef steken in de kloof tussen de denker en het ‘Ding an sich’ dat vanuit het subject gezien zo ‘Anders’ lijkt. De relatie tussen mens en wereld kon stukken beter. De plichtsethiek van Kant kon die relatie niet verbeteren. Men zocht steun bij Spinoza die ‘intellectuele liefde’ voor ‘het Andere’ wel moeilijk te bereiken en dus zeldzaam achtte maar nimmer buiten het bereik van het ‘natuurlijk licht der rede’. Thissen stelt met de Duitse wijsgeer Hegel dat men Spinozist moet zijn alvorens filosoof te kunnen worden. Maar Spinozist was Spinoza nooit want hij putte zijn denken uit literair materiaal van eigentijdse denkers als Decartes, Van den Ende, Hobbes, De Groot etc.. Maar ook van denkers die in een ver verleden hun gedachten op papier, perkament, papyrus en klei hadden toevertrouwd. Hij gebruikte wijsgerige bouwstenen toe aan zijn ervaring en temperament en zorgde voor een gesprek met de samenleving die na hem kwam. Een samenleving die niet meer modern genoemd kan worden maar het wel ooit was. Conclusie Thissen is geslaagd in zijn onderzoeksopdracht. Hij maakte een prachtig, leesbaar een informatief familieportret van de Nederlandse spinozisten rond 1850-1907.
Misschien maakt hij ooit een dergelijk portret van de huidige familie, want hoewel de ‘spinozisten familie’ oud is, hun denken is de toekomst waard.
Verslag jaarbijeenkomst Vereniging Het Spinozahuis
In 1983 werd het werkje ‘Stelconstige rekeningen’ uit de zeventiende eeuw ontdekt. Men veronderstelde dat dit een wiskundig werk van Spinoza moest zijn geweest. Jan de Vet echter heeft volgehouden dat dit niet het werk van Spinoza geweest kan zijn. Er zijn vele artikelen hierover geschreven vanaf die tijd en er is veel onderzoek gedaan. Volgens een engelse anekdote uit 1742 werd Spinoza een ‘novel atheist’ genoemd die God en Wereld als identiek beschouwde. Publicist Jean Le Clerc erkende Spinoza aanvankelijk. In de tijd van Spinoza ontstond in Europa een tijdschriftcultuur die van onschatbare waarde en steun is geweest voor verlichte idealen. In die periode was er door Hugenoten een internationaal netwerk opgebouwd van uitgeverijen en leveranciers van boeken met een vrij grote persvrijheid. Geleerden en belangstellenden in Frankrijk, Engeland, Duitsland, Italië, Nederland kregen op deze wijze een nauwe banden. In 1684 ontstond er in Europa al snel een verspreiding van het gedachtengoed van Spinoza.. Hoewel minder populair dan Descartes, kwam het werk van Spinoza al snel in vele kringen ter discussie. Ondanks de grote persvrijheid in de Nederlanden moest het uitgeven en verspreiden van Spinoza’s werken al heel snel ‘ondergronds’ worden gedaan. In de tijdschriften echter brandden commentaren, kritieken en discussies los. Rond 1700 vormde, volgens Jonathan Israëls, het denken van Spinoza de kern van de ontwikkelingen in de Europese cultuur. (The radical enlightment 2001.) Velen stelden dat Spinoza stond voor atheisme en dus dat dit in de verschillende tijdschriften dan ook bestreden diende te worden. In 1759 was er veel engelse belangstelling, o.a. van Toland.. De z.g. fysico- theologie (fysica= intellect Gods) die in die periode ontstaat was een denkwijze die volgens veel ‘journalisten’ gemakkelijk verwerpbaar was, zoniet dan toch negeerbaar. Zo had reeds Pierre Bayle een typische wijze getoond om over Spinoza te schrijven. De werkwijze van Bayle zette in 1684 de toon voor anderen. Reeds in 1676 waren er door een engelse geestelijke al beschuldigingen geuit. Spinoza zou zich jegens God zeer oneerbiedig hebben uitgelaten. Bayle meende dat in plaats van Spinoza te bestrijden, zoals van Bleijenberg dat (en Flammand) had gedaan, het beter was om geen slapende honden wakker te maken. Bovendien zou hij kritiek van katholieke zijde kunnen uitlokken, hetgeen voor zijn tijdschrift nadelig zou zijn. Dus werd door Bayle Spinoza wel zijdelings besproken maar niet serieus genomen en licht belachelijk gemaakt. Bayle onderkent in 2 besprekingen (1684 en daarna ) het Spinozisme als een soort Cartesianisme. Bayle’s aversie tegen Spinoza had een aantal dominante trekken:
Dit achttal kernpunten bevat Bayle’s systematiek om Spinoza onderuit te halen en maar liever te negeren .. Volgens Jan de Vet is dit negeren nu juist niet gebeurd en is Spinoza tot op vandaag nog niet onderuit gehaald. Verschillende auteurs zagen overeenkomsten met Confucius en de Islam. Spinoza’s commentatoren ‘ontdekten’ een aantal ‘grondfouten’ (defaults genereaux) in zijn ‘systeem’.
Wittichius (tijdgenoot, professor en tegenstander) haalde een voorbeeld aan van een souverein vorst (eminentie) die zelf geheel vrij is, zelfs om eigenschappen (bezit-accidentie) te schenken aan afhankelijke. Maar volgens de Vet was Spinoza nimmer zonder meer te weerleggen en kwamen er meer en meer momenten waarop de triomf van de tegenstanders stopte. Er trad een toenemende vermoeidheid op. De weerleggingen vormden een stroom van veel van hetzelfde. Was Spinoza nu echt verslagen? In 1718 had hugenoot Bayle als redacteur Bernard. In 1707 had de engelse Samuel Clarcke kritiek gegeven op Spinoza. Bernard nam het voor een groot deel op voor Spinoza tegen de engelsman:
Bernard (hugenoot: God’s wil is vrij, menselijke wil is ten dele vrij.) had Spinoza willen corrigeren op het punt van beweging of activiteit van fysische materie of ‘uitgebreidheid’. Volgens hem is action niet gelijk aan mouvement (beweging) zo stelde hij in een brief aan de engelse Spinoza bewonderaar Toland. Rust en beweging waren in zijn visie het kenmerk van materie evenals uitgebreidheid en dus deelbaarheid (geen ‘Oneindige deelbaarheid). De engelse Cudworth en de franse Le Clerc steunen hem echter tegen Bayle in. Le Clerc voerde Spinoza in Engeland in . Nadat hij echter werd beschuldigd van `Spinozisme’, stelt Le Clerc dat Spinoza God en zijn schepselen inderdaad hun vrijheid afneemt. De Vet heeft in zijn jarenlange onderzoek gezocht naar lezers-reacties op de vele gepubliceerde artikelen. Lezers reageerden op stellingen als o.a.: Ook bij Jonathan Israels zijn brieven te vinden van lezers die zich serieus hadden bezig gehouden met Spinoza’s visie op de Natuur. Van o.a. Toland en ook de De Saussel (?). Men zag dat als God/Natuur noodzakelijk bestaat, dit ook betekent dat de mens een être nessecité (noodzakelijk zijnde) is. Als dit waar is, is dus straf nooit op zijn plaats. De Vet ziet groot belang in de ontwikkeling van deze tijdschrift-cultuur door de de registratie door diverse auteurs van vele mogelijke gedachten over dit onderwerp. Spinoza’s werk is te vinden in veel kritieken en discussies. In vele tijdschriften zijn zijn stellingen besproken en de consequenties ervan overwogen. Bayle had Spinoza een ‘beau esprit’ (schone geest) gevonden maar veroordeelde zijn visie op de Natuur en zijn redenering daarover als totaal onbegrijpelijk en duister. Oneindige deelbaarheid, eigenschap van de substantie zelf? Geest van God of doodgewoon fyscia? Ida Lamers-Versteeg. |