Stoische Notities (Rymke Wiersma)

Stoische Notities

Stoïsche Notities.

De Stoïcijnen en andere klassieke filosofen als bron van inspiratie voor geluk en een mooiere wereld

Door: Rymke Wiersma

ISBN 978 90 73034440 NUR 734 Atalanta Utrecht. 2008


Waardevol   recept voor een betere wereld
.

Wees niet de slaaf van je gevoel! Gebruik je verstand, ga je eigen weg, en streef het Goede voor jezelf en anderen na.’ Dat kan niemand me afnemen. ‘Zelfs Zeus niet’, volgens Epiktetos.[1]

Rymke Wiersma, vrijdenkster en auteur van filosofisch-ethisch-anarchistisch-ecologisch werk heeft na 10 jaar haar ‘vermaledijde Stoaboek’  – dat zij haar  ‘meest waardevolle project’ noemt – eindelijk af.

 

En  waardevol  is het filosofische werkje zeer zeker, zowel voor AS-lezers als voor allen die streven naar een betere relatie tussen  wereldburgers en  hun leefwereld. Hopelijk zullen velen de inhoud  van dit boekje serieus lezen om   tijdloze en cultuuronafhankelijke waarden te (her)ontdekken. ‘Goede ideeën zijn vaak eenvoudig, en worden vele keren uitgevonden – ze zijn redelijk en menselijk.’, stelt  zij.[2]

Logos, kosmopolis, natuurwet, actieve betrokkenheid.

Wiersma, toont zich betrokken op het welzijn van zichzelf, haar leefomgeving, haar wereld. Ze is een   moderne kosmopoliet – een eigentijdse wereldburger – die beseft dat elk levend wezen een manifestatie  is van een onvergankelijke natuurorde (logos).[3]  Overlevingsdrang  is een primair  streven van levensvormen. Redelijke vermogens kunnen dit streven in deugdelijke banen leiden. Streven naar een duurzame relatie met de leefomgeving is beter dan deze  uitputten en vernietigen. Plat egoïsme en korte termijngenoegens zijn heel wat minder  verstandig dan zorg dragen voor  elkaars levenskwaliteit op langere termijn. Om dit duidelijk te maken brengt Wiersma haar  lezers graag in aanraking met  Stoïcijns gedachtegoed.  Hebzucht, verspilling  en onverschilligheid  getuigen niet van redelijke vermogens. De rede dwingt ons niet om te streven naar teveel van het “goede”. Teveel van het “goede” is niet het goede zelf(ilv).

Veel sceptisch aangelegde denkers zagen en zien  het beoordelen van wat “goed” is als een puur subjectief gebeuren. Wat goed lijkt voor de een kan voor anderen slecht uitpakken. Dus stellen sceptici het oordeel over goed en kwaad graag uit tot nader order, epochè noemden zij dat. Een Stoïcijn, als Wiersma dus,  ziet dat anders. Het goede bewerkstellingen levert  vreugde en geluk op. Niet alleen voor wie goed  bezig is maar ook voor anderen. Het goede slaat dus niet op wat  goed  lijkt voor een selecte groep, maar iets dat  uiteindelijk  goed is voor  alles en iedereen..

Hier raken we aan een filosofisch probleem van de bovenste plank. Wat is het goede-zelf en wat is deugd en het rechtvaardige, indien onafhankelijke van menselijke maatstaf?  Wiersma  ziet  helder  in dat  sober, niet verspillend, betrokken bezig zijn goed, deugdelijke en rechtvaardiger,  kan uitwerken voor een ieder. Dit type rationeel gedrag werkt op langere termijn goed voor  allen, voor mens en milieu.  Dit in fel contrast met het  kapitalisme dat berust op hebzucht, verspilling   en onverschilligheid voor anderen.

Om haar eigentijdse goede boodschap – die rond de jaartelling in Stoïcijns Grieks-Romeinse kringen reeds klonk, in Joods- Stoïcijnse kringen[4] werd misverstaan  en rond  1670 door o.a. Spinoza nader werd bewerkt – te onderbouwen maakt Wiersma gebruik van een aantal bekende filosofische werken.

Zoals b.v. het werk van Diogenes Laërtius, die rond de 3e eeuw de levens en denkbeelden van filosofen beschreef.  Ook put ze uit het  werk van Sextus Empiricus, die rond diezelfde tijd sceptisch denkers beschreef, die  zich kritisch opstelden jegens dogmatici, de  Stoïci dus. De Stoïcijnen, genaamd naar de Stoa, de Atheense zuilengang waar hun grondlegger Zenoon in Athene zijn lessen gaf, meenden  dat logica de basis vomt voor dieper inzicht in fysische wetmatigheden en ons moreel handelen.  Inzicht in het causale feit dat  effecten – dus ook onze gedachten en gevoelens – oorzaken in zich dragen, beïnvloedt, volgens hen, het moreel   handelen in de praktijk.  De meeste van onze heftige gevoelens worden veroorzaakt door  onze eigen gedachten en denkbeelden, onze   verwachtingen, angsten, irritaties, onzekerheden etc.

Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun denkbeelden erover.’

Al te heftige gevoelens ontnemen ons de kans om helder  te denken  en verstandig te handelen.  Wie slaaf is van emoties  is niet vrij.  Een echte anarchist zal dus boosheid en irritatie  stevig in de hand moeten houden.

Net als woede, vertroebelt hevige verliefdheid, als een soort zielsziekte, eveneens ons oordeelsvermogen, dat pas weer helder wordt als de storm is gaan liggen en voor echte liefde plaats maakt.

De Stoa spreekt over een  Kosmopolitische vorm van  liefde – die zich uitstrekt tot de  hele mensheid, de Natuur en haar wetten. Dit lijkt voor velen  wellicht wel erg hoog gegrepen. Toch lezen we bij diverse Stoïcijnse denkers over  deze vorm van  op logica(redelijk inzicht) gebaseerde  intellectuele  en gelukzalige instemming met de realiteit. Intellectuele liefde hier dus als  mentale gelukzaligheid, een  kracht die ons vrij maakt van    heftige emoties  als vrees, verlangen etc,   zoals ook Spinoza beschreef, is geen loon van deugd maar is deugd zelf. Een vorm van geluk dus waarin inzicht  en actief handelen  samenvallen. Een voorbeeld hiervan ziet Wiersma  dan ook in de uitspraak ‘er is geen weg naar vrede, vrede is de weg.[5]

Het doel, een mooiere wereld is alleen te bereiken door mooie dingen te doen.

Volgens Wiersma is de link tussen anarchisme en stoïcisme niet nieuw. Kropotkin noemde de kerngedachten van de Stoa al het beste voorbeeld voor de anarchistische filosofie.

Immers, in die visie is de mens zowel individualist  als sociaal betrokken. Zo iemand kan goed samenwerken, meent ze.  Tegenwerping kan zijn dat boevenmaatjes ook goed samenwerken. Maar boeven streven niet naar een wereld van vrede en harmonie, een Stoïcijn wel. Stoicijnen willen  niet overdonderen met woorden,  heilige teksten, geweld, legers en tempels. Wel doen ze een beroep op de rede en de logica om de waarde in te zien van wederzijdse hulp, vriendschap, zedelijke normen, gemoedsrust, nuchterheid,  milde zelfspot en soberheid, rechtvaardigheid, etc…..

Ze vraag zich dan ook af hoe de wereld eruit zou zien indien er veel moderne Stoïcijnen zouden rondlopen.

Volgens haar  zouden mensen dan meer met elkaar gaan praten, meer filosoferen. Er zou meer overeenstemming zijn. Meer vriendschap en liefde zouden een verbindende (sociale cohesie??) rol   kunnen gaan spelen.

De natuur (het milieu) zou niet worden uitgeput. Mensen en dieren zouden niet worden uitgebuit en mishandeld

 Zo een samenleving is een utopisch streefmodel, net als het anarchisme.

Ondanks dat het verwerkelijking van een  Utopie haar doel niet is, ziet ze het toch mogelijk dat mensen elkaar ooit als kosmopolieten – dus  als evenwaardige mede-aardbewoners –  gaan beschouwen.

Men zou elkaar te hulp schieten in nood. (Samartiaan?).  Wiersma ziet,  net als Boeddha, Spinoza en ook Nietzsche, niets in onproduktief medelijden. Medelijden is lijden, verdriet,  krimping van de ziel, verlies van energie. Compassie of medevoelen,  het hoofd helder houden en actieve daadkracht sluiten elkaar niet uit.

In het werk van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum merkte ze op dat daarin de Stoa vaak wordt afgeschilderd als koud en afstandelijk. Volgens Wiersma slaat deze beroemde dame hier de plank mis.

Het  Stoïsch nagestreefde innerlijke evenwicht,  ziet zij niet als  gevoelsarme onverschilligheid, maar meer als actieve betrokkenheid. Volgens Rymke Wiersma, destijds zeer actief tijdens protestacties,  zou het voor een ieder veel beter zijn in de toekomst om de woede van lichte irritatie tot blinde haat,  af te schaffen.

Rymke droomt intussen van de mogelijkheid dat ooit een Stoïcijns,  nuchter doordachte, niet opvliegende vorm van maatschappelijk protest   mogelijk  kan zijn, een maatschappelijke omwenteling- in Stoïcijnse stijl.

Een   zachte   revolutie dat wel, maar toch actie…..en natuurlijk reactie, zoals de Logos verordonneert.

Drs. Ida C.J. Lamers-Versteeg (filos.)

[1] Blz. 15 en 61 Epiktetos 50-120 Grieks slaaf van Nero’s secretaris, bestudeerde Stoïcijnse teksten en gaf na vrijlating les hierover in Griekenland. Hij laat ons zijn Encheiridion na, een handboekje met levenswijsheden.

‘Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun denkbeelden erover.’

[2] Blz. 185: Volgens Constandse kunnen vrijheidslievende principes in elke samenleving als een zuurdesem werken. Hij haalt daarbij ook Seneca aan: ‘Ik ben niet vrij, zolang er nog een mens slaafis.’ Daaruit blijkt weer eens dat om je een van de kerngedachten van het anarchisme uit te vinden geen anarchist hoeft te zijn. Goede ideeën zijn vaak eenvoudig en worden vele keren uitgevonden – ze zijn redelijk en menselijk.

[3] Blz. 26. Ze zagen de kosmos niet alleen als een geheel dat louter bestaat uit materie, waarin gebeurtenissen zich voltrekken door oorzaak en gevolg, maar tevens als een geheel waarin alles volkomen redelijk verloopt. Belangrijk voor de ethiek is de gevolgtrekking: alles is zoals het is, wat niet kan kan niet, wat geweest is ligt vast; het is een illusie te denken dan de dingen anders hadden kunnen gaan…..

Door die verbondenheid en doordat alles is doortrokken van Logos is er samenhang tussen de dingen. In levende wezens manifesteert Logos zich op verschillende manieren: planten kunnen groeien, dieren kunnen voelen en mensen kunnen denken. In mens komt de Logos, de rede, vonden zij, op hoog nivo tot uiting.

[4] Zie Flavius Josephus: De Joodse Oorlog, Ambo 1992  p. 191.  De Joden kenden lang v.o.j.  reeds drie filosofische stromingen die alle drie op een eigen wijze reageerden op Grieks-Romeinse filosofische denkbeelden.  Zo vigeerden in Farizeïsche kringen reeds Stoicijnse opvattingen over de relatie tussen de menselijke rede en de alomtegenwoordige Rede , het noodzakelijke Lot. Ze  streefden, meer dan de Sadduceeën, die God op een meer  epicureische wijze niet betrokken achtten met goed en kwaad, naar vriendschap en harmonie tussen Joden en andere volkeren. Ook verschilden zij van steng sectarisch levende Esseense gemeenschappen. We lezen bij Flavius Josephus en ook wel bij Philo van Alexandrie   berichten over de Joods-Stoische kringen…die dus geen Joods-Christelijke kringen waren. (noot IdaL-V)

[5] Blz. 123